DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


DEEL TWEE

Boek Vierendertig


Oceaan van Fysieke Kenmerken van Boeddhalichamen
de 32 fysieke kenmerken in de traditionele lijsten





De lijst van 32 fysieke kenmerken, de dvātrimsan mahāpurusalaksanāni, geeft een schoonheidsideaal weer dat eertijds, 3000 jaar en langer geleden gold in India. Niemand kan zeggen of een persoon ooit al deze kenmerken heeft bezeten, of dat dit niet meer was dan een set standaard-regels die gehanteerd werd bij het vervaardigen van schilderingen en beelden, hoewel er ook een paar regels tussen staan die wel degelijk verwijzen naar een mens van vlees en bloed, zoals de beschrijving van de smaakzin, en van de stem.
  1. Hij heeft voeten die de grond goed raken
    (suptrastithitapādah)
  2. [De voetzolen] vertonen de spaken van een wiel
    (samantanemih)
  3. Hij heeft lange hielen
    (āyatapārsnih)
  4. Hij heeft lange tenen en vingers
    (dīghāngulih)
  5. Hij heeft zachte handen en voeten
    (mrdutarunahastapādah)
  6. De [huid op] handen en voeten vertoont een web-patroon
    (jālahastapādah)
  7. De enkelbotten zijn naar boven gekeerd
    (ucchankhapādah)
  8. Hij heeft benen als een antilope
    (aineyajanghah)
  9. Wanneer hij staat zonder zich te buigen reiken de armen tot op de knieën [zoals we het ook zien in de beeldjes die gevonden zijn op de Harappa-site]
    (sthitānavanatājānupralambabāhuh)
  10. Dat deel van het onderlichaam dat bedekt dient te blijven is omhuld
    (kosāntargatavastiguhyah)
  11. De huidskleur is als van goud
    (survarnavarnah)
  12. De huid is zacht en fijn
    (sûsmasnigdhakomalacchavih)
  13. De lichaamsharen groeien een voor een [niet in bosjes] en draaien rechtsom
    (pradksināvartaikaikaromah)
  14. De lichaamsharen zijn naar boven gekeerd
    (ûrdhvāgraromah)
  15. Zijn lichaam is recht
    (svrjujātagātrah)
  16. Er zijn zeven verdikkingen
    (saptotsadah)
    [op iedere voet, op iedere hand, op iedere schouder, en een bij de bovenste ruggewervel]


  17. Zijn bovenlichaam is als van een leeuw
    (simhapûrvārdhakāyah)
  18. De ruimte tussen de twee schouderbladen is compact [of egaal]
    (citāntarāmsah)
  19. De lichaamsomvang is als die van een baniyan-boom
    (nyagrodhaparimandalah)
  20. Zijn schouders hebben de juiste ronding
    (susamvrttaskandhah)
  21. Hij heeft het beste smaakvermogen
    (rasāgravān)
  22. Zijn kaken zijn als die van een leew
    (simhahanuh)
  23. Hij heeft veertig tanden
    (catvārimsaddantah)
  24. Zijn tanden zijn gelijkmatig
    (samadantah)
  25. Zijn tanden staan dicht op elkaar
    (aviraladantah)
  26. De bovenkant van de tanden zijn wit, scherp en recht
    (suklatīksnonnatāgradantah)
  27. Zijn tong is lang en dun
    (prabhûtatanujihvah)
  28. Hij heeft een goddelijke stem
    (brahmasvarah)
  29. De kleur van de ogen is blauw-zwart
    (abhinīlanetrah)
  30. Zijn ogen zijn wijd, met wimpers als die van een koe
    (visālagopaksmanetrah)
  31. Tussen de wenkbrauwen van de Heer is een wollige krul, zacht als katoen, gelijk een jasmijn, als de maan, als een hoornschelp, als de meeldraden van een lotus, als de melk van een koe, als rijp op een bloem
    (bhagavato bhruvor antare ûrna jātā karpāsavat komalā, candrasankhapadmakesaragoksûrāvasyāyaouspadadrsā)


Naar de startpagina

Naar het volgende boek

Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme