DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Binnengaan in het Rijk van Werkelijkheid


"De non, Māyā"





Een van de Dharma-onderwijzers die Súdhana op zijn tocht ontmoet is de non Siemha-viedjoer-bhiita. Zij gaat haar wereldje van Kálinga, het huidige Odisha rond, en onderwijs een aantal leerstukken waaronder "steun vinden in de schatkamer die je eigen geest is". Ze onderwijst ook "De hogere regionen van mededogen", en voor de mahāyānisten onder haar gehoor onderwijst ze "een medium (middel, vehikel) van kennis-licht, een concentratie genaamd 'de poort naar de totaliteit'."(1) Haar kundigheid in het onderwijzen had ze gehaald uit, onderandere, "de gelijkmoedigheid die gepaard gaat met het universele oog".(2)

Desgevraagd zegt ze, "Wat ik bereikte is een verlichtende bevrijding, een verwijderen van alle nutteloze fantaseren. Die verlichtende bevrijding heet 'het licht van kennis', en de aard ervan is een onmiddellijk gewaar zijn van de fenomenen uit de drie tijden."

Verder zegt deze non, "Met mijn oog van kennis zie ik alle wezens, maar toch heb ik geen notie over 'wezen'(3); ik fantaseer zoiets niet ..."




Noten:
(1) Met "de poort naar de totaliteit" hebben we een bron gevonden voor de omschrijving van de Huayen-leer: de Leer van de Totaliteit.
(2) Het 'universele oog' vinden we terug in de Pāli-canon, onderandere het bovenwereldse zien zoals dat beschreven wordt in boek 28.
(3) Geen noties hebben over (onderandere) 'wezens' is een van de hoofdthemas van de Lankāvatāra Soetra (tekst 27), het niet-onderscheiden, of Lanka II-2: zonder-beelden-zijn.

Nemen we de meeste van de hierboven genoemde themas samen, dan zouden we kunnen concluderen dat we hier met een zen-meditator te maken hebben.




Súdhana's tocht naar Māyā
Op weg naar Māyā ontmoet Súdhana een 'stadsgodin' die hem zegt dat hij "de geestelijke stad zou moeten bewaken". Ze geeft een groot aantal voorbeelden van wat die stadswacht betekent en eindigt met, "wanneer in een Bodhisattva de geest geen obstakels meer ontmoet, zijn Goede Vrienden [kalyána-mitra] makkelijk te herkennen, en alwetendheid verwerft een Bodhisattva dankzij de hulp van kalyána-mitras."(zie pagina 39-5)

Hij ontmoet ook nog een godin met de naam "Lotus van de Geest" die Māyā prijst. Deze godin zendt vanuit haar eigen geest lichtstralen uit die Súdhana raken waardoor hij "het oog" [een visie] kreeg dat hem in staat stelde bijvoorbeeld "het werkelijkheidslichaam(2) te zien van hen die bij Zoheid aanbelanden."

Op zijn voorlaatste etappe ziet Súdhana een "bovenwerelds wezen genaamd Verfijnd Oog" die poortwachter (dvara-pāla) is voor de verzamelde Bodhisattvas die nog steeds om Boeddha geschaard zitten, op de plaats van Verlichting. Deze poortwachter, samen met zijn vrouw en zoon "strooiden bloemen over Súdhana" en meende dat een Bodhisattva die de "tien kwaliteiten" heeft alle Goede Vrienden kan benaderen. Hij somt deze kwaliteiten ook op:
Niet bedrieglijk zijn, mededogen, mediteren op het illusoire van de zelf-aard (svabhāva), wilskracht tot alwetendheid, wilskracht om in alle boeddhasferen aanwezig te zijn, helder inzicht in de zuiverheid van de essentie van alle fenomenen, vriendelijkheid, kennis die alle barrières slecht, groot lichaam van Dharma-onderricht, 'kennisoog' van hoe de werkelijkheid stroomt in de richting van de Goede Vrienden (kalyúna-mitra).
Dit wezen spoort Súdhana ook nog aan zijn vrienden op het Pad met respect, achting,(4) tegemoet te treden.




Noot:
(2) Zie boek 34.
(4) Respect. Het woord respect wordt veelal verkeerd benaderd. Over het algemeen wordt het geïnterpreteerd als 'beleefd': heb een beetje respect voor mij, man! Zo'n kreet is ook een dreigende uiting: wees bang voor mij, want ik ben een grote vent.
Volgens het woordenboek betekent 'respect' 'achting'. Zo hoeven we voor dierenoffers geen respect, achting, te hebben, maar zolang we niet de macht hebben er een eind aan te maken moeten we het tolereren - maar ook niet meer dan dat, en niet langer dan nodig is.




De ontmoeting met Māyā
Aan het voorlopig einde van zijn tocht ziet Súdhana een reuzengrote lotus, en in het hart van die lotus stond een toren, en daarin stond een 'lotus-troon' gemaakt van edelstenen, en dit was de verblijfplaats van Māyā. "Haar fysieke vorm overtrof alles in de drie werelden; ze was voorbij alle stadia van zijn; ...".
Zo zag Súdhana haar zitten, "opgaand in het onbaatzuchtig geven [van de Dharma]".
Ze was volmaakt in alle meditatietechnieken, Dharma-uiteenzettingen, Bodhisattva-transformaties en dergelijke.
Terwijl Súdhana voor haar buigt, "drong een oneindige verscheidenheid aan concentraties in hem door."

Māyā zei, "Ik heb een verlichtende bevrijding bereikt die 'magische manifestatie van kennis van grote geloften' heet. Ik ben doordrongen van deze bevrijding, en ben de moeder van alle Bodhisattvas die in hun laatste bestaan verkeren(1), in alle werelden doorheen deze wereld-oceaan waar Vairócana's wonderbaarlijke geboorte-manifestatie als Bodhisattva in zijn laatste leven plaatsvindt."

De Pāli-traditie zegt dat ze bij de conceptie droomde van een wit olifantje, hier zegt ze dat vanuit Túshita, een hemelse sfeer waar de toekomstige Boeddha verblijft, een "wereldverlichtend" licht "iedere porie van mijn lichaam binnendrong, te beginnen met mijn hoofd."
Dan gaat de droom verder, en droomt ze dat haar buik cosmos-groot wordt, "maar niet in werkelijkheid", en in die cosmos-gelijke baarmoeder "stappen Boeddha en de Bodhisattvas met grote stappen rond." Het betekent dat ze zich beschouwt als de moeder van alle Boeddhas. Dat wordt even verderop dan ook met zoveel woorden gezegd, want daar zegt ze, "Vroeger was ik de moeder van een oneindig aantal Boeddhas" met namen die we al eerder tegenkwamen: Kraku-cchanda, Kánaka-muni en Káshyapa. "En ik zal ook de moeder zijn van alle Boeddhas uit deze kalpa,"(2) waaronder Maitreya.

Gevraagd naar haar 'verlichtende bevrijding die 'magische manifestatie van kennis van grote geloften' heet, vertelt Māyā over een wereld uit het verleden "die nog niet helemaal zuiver" was, waarin de demon van het kwaad verslagen werd door koning Grote Energieke Kracht. De beschermende godin van die koning en die wereld was een godin "Stralend Oog", en, zegt ze, "ikzelf was die bodhizetel-godin Stralend Oog", en Vairócana Boeddha was de koning(3). Ze hadden een moeder-zoon-relatie, ze hebben die nu, en ze zullen die in de toekomst blijven hebben.(4)




Noot:
(1) Zie boek 35.
(2) Eonen. De namen van deze drie voorgaande Boeddhas vinden we ook in het reisverslag van de chinese monnik-pelgrim Fa-Hien (fa-hjèn) die even na het jaar 500 in de regio was waar de stūpas van deze drie waren opgericht. Vandaag (2006) zegt Nepal dat die stūpas in dat land gevonden moeten worden.
(3) Een verwijzing naar de [d]Játakas, de Geboorteverhalen, zoal niet een echt Geboorteverhaal. Zie ook hiervoor Zie boek 35.
(4) Er zijn verschillende Māyā-interpretaties op het internet te vinden, voornamelijk uit het hinduïsme.



Naar bijlage 6

Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme