Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






MANTRA EN BOEDDHISME

DE DHARANĪ





Rājendralāla Mitra, in zijn Sanskrit Buddhist Literature of Nepal stelt in de introductie (p.xlix) dat de mahāyānistisch-boeddhistische werken van Nepal een groot aantal manuscripten heeft die dhāranī genoemd worden. Hij zegt dat het overduidelijk imitaties zijn van de hindu kavachas uit de (hindu) tantras waarvan (d.w.z. van de dharānī) er vele tussen de 7de en de 13de eeuw vertaald werden in het Tibetaans.
Kavacha moet waarschijnlijk eenvoudigweg vertaald worden als 'het woord (stam = vak) van de dichter (kavi)'.
We zien onderstaand dat het Chinese boeddhisme dharānī kent. Deze zijn mogelijkerwijs binnengebracht door navolgers van de eerder genoemde Amoghavajra, de migrant-monnik die via Sri Lanka weer via-via naar het noorden trok.

Vandaag is de populaire opvatting dat een dhāranī een mantra-achtige bezwerende formule is.
Het laatste hoofdstuk van de Lankāvatāra soetra, in de internetversie tekst 65 heeft een dhāranī. We herhalen hier even de toelichting bij dit tekstgedeelte:
Dhāranī komt voor het eerst voor in tekst 47. De stam dhara betekent "onderhouden", "preserveren". Het wordt gedefinieerd als de kracht die wijsheid of kennis in iemand kan vasthouden en ondersteunen. Soms worden aan dhāranī drie aspecten onderscheiden: de kracht om alle gehoorde leringen te onthouden, nooit wijkende kracht van juist onderscheid, en de kracht om lof en blaam van buitenstaanders te boven te kunnen komen. Dhāranī wordt ook wel geïnterpreteerd als volmaakte controle over ondienstige en kwalijke passies en invloeden. In wijdere betekenis is een dhāranī een verhandeling met mystieke betekenis, of een verhandeling die een mystieke betekenis verklaart. Er wordt gezegd dat ieder woord en iedere daad van een bodhisattva een dhāranī zou moeten zijn. De Yogacāra-traditie heeft de Dhāranī-pitaka, de "collectie dhāranī", van de vroege mahāyāna-trend de Dharmagupta voortgezet. Er zijn, zo wordt aangenomen, dhāranī-bodhisattvas die grote kracht bezitten om te beschermen en te redden.

Het dhāranī-gedeelte van de Lankāvatāra soetra eindigt met de zin: "Hij die deze wonderbaarlijke zinnen reciteert zal de hele Lankāvatāra soetra reciteren." En dan hebben we het inderdaad over het bovenstaande kavacha, het woord van de dichter.
Al in een eerdere passage van deze Leerrede (hoofdstuk I, vers 37) wordt gezegd dat boeddhas deze complete soetra reciteren. Diegenen die derhalve de hele Lankāvatāra soetra hebben waargemaakt, d.w.z. kunnen reciteren, en dus de dhāranī present hebben, zijn Boeddha.

In de Avatámsaka soetra vinden we een aantal verwijzingen naar dhāranī, onderandere in Boek 21. En in de boeken 24, de Zangen vanuit Tushita, en 26, de Tien Stadia, wordt er over gesproken. Omdat de Avatámsaka in eerste instantie een tekst voor ingewijden is, die van de hoed en de rand weten, wordt er nergens verteld wat naar de mening van de soetra-samenstellers het woord dhāranī betekent, of welke functie ze hebben.

In 2020 hebben archeologen verdere opgravingen gedaan op een site in Kyrgyzstan, de site van Krasnaya Rechka. Wat daar al eerder door Enrico Fodde was uitgegraven toonde ook een ommegang (pradàkshina) rond het centrale deel van een tempel(-hal). Dat wijst er op dat hier onder het rondstappen rond dit centrale deel mantra of dharanī gezegd moeten zijn door monialen die we voluit tot het mahāyāna kunnen rekenen.




Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme