■ In Vietnam is de vrijheid van religie onweersprekelijk. Zo begint een artikel in Le Courrier van 10 december 2024.
En, zegt de kop: "... het spirituele leven van de inwoners neemt in dynamiek toe, ook al zijn er enkelen die pogen deze realiteit te vervormen."
Daarnaast wordt een gezegde van Hô Chi Minh aangehaald: "Pas wanneer het vaderland bevrijd is, is de religie bevrijd."

Waarschijnlijk sprak hij die woorden in 1946 ter gelegenheid van een bijeenkomst in Hanoi van boeddhistische "bonzes et bonzesses", die lelijke uitdrukking die Vietnam geërfd heeft van het Frankrijk waar de laïcité tot staatsideologie is verklaard, niet náást andere levensbeschouwingen, maar uitgesproken er tegenin, althans waar het de meer recente uiting aangaat die uitdrukkelijk in eerste instantie de islam viseert, en in tweede het catholicisme en andere theïstische uitingen. Ze moeten in de gaten en "er onder" gehouden worden in het land van liberté, égalité, fraternité.

"Vadertje Hô" vervolgde zijn toespraak met een "het boeddhisme in Vietnam en de natie zijn als de afschaduwing en het lichaam. De twee zijn in wezen een."

Zoals hier ettelijke jaren geleden werd gesteld zijn er in Vietnam toch tenminste twee boeddhistische stromingen die de bovengenoemde vrijheid niet of maar beperkt genieten. De schrijver van het artikel is dat gemakshalve vergeten.