|
|
|
De journalist heeft het daarbij over het 7e-eeuwse reisverslag van de Chinese monnik Yijing (spr.: iii-djíng). In het jaar 671 schrijft Yijing dat de volgende vakken op het programma stonden:
grammatica en linguistiek (Vyákaraná), logica (Hetu-vidya), geneeskunde (Ayur-veda), mathematica (Gánita), astronomie en astrologie (Jyotish - spr.: djoo-tiesj), metafysica en filosofie (Madhyá-maka, Yoga-chára), politiek en economie (Artha-shastra) schone kunsten, beeldhouwen, en architectuur. Zo gaf de journalist de moeilijke Sanskriet en Hybrid-Sanskriet-woorden weer.
De termen "metafysica en filosofie" zijn echter verkeerd gekozen weergaven van Madhyá-maka en Yoga-chára. Hoewel deze voor de doorsnee voorbijganger moeilijk te doorgronden namen van boeddhistische leersystemen zijn is er niets metafysisch aan, en zijn ze "slechts" leerstukken met een flinke dosis abstractie. Zo ook is "politiek en economie" een verkeerde invulling van het Sanskriet-woord "arthashastra" De Arthashastra was het geschrift over de do's en don'ts in het India van Boeddha's grootvader, inclusief de indeling naar afkomst, het
kastenstelsel. Het werd opgesteld door een of meer personen die de vedische leer aanhingen.
Verder wordt er verteld dat Siddhàrtha, Boeddha's naam in zijn jeugd, dus zo'n 1000 jaar voor Yijing's reis naar India, bij zijn opleiding kon kiezen uit "64 teksten/vakken". Dat heeft de schrijver uit een Boeddha-biografie als de Làlita-vistára waar Siddhartha's opleiding voorts wordt omschreven met "talen, mathematica en geschiedenis, en bovendien de krijgskunsten zoals boogschieten en zwaardvechten . . .".
Nog weer een andere bron heeft het over Boeddha's kinderjaren en opleiding met een specificatie naar boksen en worstelen (P.: mutthi-yuddha, D i.6, resp. Skr.: malla-yuddha). In de eerste collectie (Pāli) is er sprake van kermisvermaak, en wordt Boeddha's naam daar niet rechtstreeks mee verbonden, in de laatste collectie (Sanskriet) is er sprake van vuistgevechten.
Wonderlijker nog wordt het wanneer wijlen de Srilankaanse monnik Walpola Piya-nanda, samen met Stephen Long een inventarisatie maakt van plaatsen in de Pāli-canon waar Boeddha's school-programma genoemd wordt. Ze vertalen verschillende technische termen dan met "(de) veda(s)", mogelijk geëxtrapoleerd uit het bovengenoemde "Ayur-veda", de geneeskunde van het antieke India. En het getal "64" komt hier voor als "vierenzestig andere talen". (Zoveel zullen er in het antieke Bihar niet bekend zijn geweest.)
Het is wel duidelijk dat verschillende vertalers/interpreten geen weg wisten met dat getal van "64". Vandaag is het dankzij het internet gemakkelijk dit getal op te sporen waar het van belang is binnen het hinduïsme. Maar ook daar is er verschil van interpretatie. De meesten hebben het dan toch over de "64 schone kunsten". Een bron meldt dat het klassieke hinduïsme spreekt over "de 14 Vidya (spr.: vidja: technieken) en 64 Kála (kunstvormen) waarin de diverse vedische werken voorkomen, plus nog een aantal daarmee verbonden filosofieën. Waarom deze dan als "kunstvormen" worden aangeduid komt vanwege het feit dat ze gereciteerd worden volgens het oude strikt-gereguleerde prosodische systeem dat klinkt als een vorm van zing-zeggen.
De historicus R. Choudhary (spr.: dzjow-dri -- "The History of Bihar", 1958, p.15) stelt dat Boeddha's clansgenoten Munda waren, een "niet-arische" bevolkingsgroep.
Met dat in gedachten moeten we vaststellen dat de verschillende vandaag gegeven curricula hun bron hebben in destijds door hindus vervaardigde teksten: wij deden dat zo, dus doen zij dat ook — een veelvoorkomende simplificatie.
Dat Siddhartha de vedas bestudeerd zou hebben is zeer de vraag. Waar vandaag academici vanuit de westerse wereld zich de verschillende teksten eigen maken, en er over schrijven en publiceren, zo was het in ieder geval tot de 21e eeuw zo dat niet-hindus geen toegang hadden tot deze vedische teksten, tot de recitaties van deze veda, en tot de hindu-tempels (mandir). En bovendien zullen de Munda, als indigene bevolking van Bihar, de de Arthashastra aanhangende nieuwkomers vanuit de westelijke overstromingsgebieden op zijn best als medebewoners van het gebied hebben beschouwd, met gewoonten en gebruiken die in Bihar tot dan toe onbekend waren.
Yijing's opsomming van vakken die onderwezen werden aan Nalandā toont aan dat het hinduïsme met zijn Artha-shastra de boeddhistische leer in de tijd voordat het Nalandā-complex met de grond gelijk werd gemaakt al behoorlijk onder druk stond van de hindu-leer en zijn Artha-shastra. Een verslag over de laatste jaren voor de invasie door Turcic- en Pashtun-troepen vanuit het westen zien we in de geschiedenis over de laatste (Tibetaanse)
"troonhouder" over deze (pré-)universiteit.
Voor wat betreft het thema astrologie moeten we wat giswerk verrichten. Indien het een Indiër was die dit "vak" onderwees, dan zal hij het vedisch-brahmaanse-hinduïstische begrip ervan hebben overgebracht. Indien het een Himalaya-bewoner was — een onder de op het laatst velen uit die streken die naar India waren afgezakt, dan kan deze persoon de door het voor-boeddhistische Bön aangehangen systematiek hebben onderwezen. In ieder geval is het zo dat de "Tibetaanse" Kanjur (kàndjoer), de aanvangsleer, een vanuit het vroege hinayāna gekopieerd leerstuk buiten de deur heeft gehouden. Waar de allereerste vertalers naar Europese talen iedere passage die maar enigszins een godsbesef, volgens de christelijke leer, vervormden en vervoegden omdat ze dergelijke godslastering niet aankonden, zo liet "Tibet", en overigens ook China, Japan, en Korea, leerstukken buiten beschouwing die hen onwelgevallig waren. Boeddha, volgens een vroeg hinayāna-manuscript maakte de kachel aan met astrologie, en wel in de leerrede over de in het water gevallen
bruiloft. Tot op de dag van vandaag zal daar in genoemde streken niet naar verwezen worden.
|
|
Vervolg pag.1, Nalandā en Boeddha's opleiding
|
| |
|
|
|
Nieuws over Boeddhisme is een productie van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme.
De paginas bestaan sinds december 2004.
|
Stichting onder nummer 20138036.
|
| |