Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






KOREA

Klik naar de volgende bijdragen:




De officiële geschiedschrijving van het boeddhisme in Korea is als volgt:
In de vroegste periode was Korea opgedeeld in drie rijken. Het noordelijke, het huidige Noord-Korea, heette Koguryō, en in het zuiden waren er twee naast elkaar gelegen rijken genaamd Paekje of Baekje, en Silla of Shilla.
Het was de monnik Sundo die in het jaar 372 boeddhisme binnenbracht in het koninkrijk Koguryō, en in 381 bouwde de monnik Adowhasang de eerste tempel op het eiland Ganghwa. In het chinees luidt Sundo's naam Shun-tao (p.84); hij was de persoonlijke gezant van de chinese koning Fu Chien (foe tsjèn), en kennelijk zijn er in het verleden stemmen geweest die dachten dat hij een Tibetaan was. Dat blijkt niet zo te zijn. Koguryō besloeg het grootste deel van het grondgebied van het huidige Korea — het woord Koguryō is, neemt men aan, de grondvorm voor de naam Korea. Historici nemen aan dat het Koguryō-hof dit binnenbrengen van boeddhisme stimuleerde om de chinese wester- en bovenbuur tevreden te stellen, want de verhoudingen tussen beide gebieden zijn doorheen de geschiedenis gespannen geweest. Op het moment dat Sundo de Boeddha-Dharma predikte stond koning Sosurim toe dat er een eerste confucianistische academie op het grondgebied werd gevestigd. Het duurt tot het jaar 384 voordat een monnik met de naam Manalant'a (Māra-nantha in quasi-Sanskriet -- chinezen en koreanen hebben moeite met de r) de Boeddha-Dharma naar het kleinere en zuidelijker gelegen koninkrijk van Paekche brengt.

Māra-nantha, hij die Māra, het kwaad, verslaat, zou uit het voormalige Kashmir-Gandhára afkomstig zijn geweest, maar Wiley, zie de bovenstaande doorklik, heeft daar een eigen mening over.

Wat opvalt is dat de Dharma-interpretatie noord en zuid in het begin gelijkaardig moet zijn geweest, maar dat kan ook haast niet anders wanneer we bedenken dat het onderwezene zich vooral concentreerde op een "je oogst wat je zaait", d.w.z. op een vereenvoudigde vorm van de theorie rond karma. De belangrijkste figuur van verering was in de eerste eeuwen Maitreya bodhisattva, de komende Boeddha op aarde die in het koreaans Miroku of Mireuk genoemd wordt.

De officiële geschiedschrijving heeft het dat het boeddhisme vanuit China naar Korea werd gebracht tijdens het bewind van keizer Taizong (eigennaam Li Shi-min, geboren op 28 januari 599 en overleden op 10 juli 649). Zo schijnt het ook herdacht te worden in de populaire literatuur van Korea, maar al gedurende de tijd van koning Song (523-554) keerde een monnik met de naam Kyomik terug uit India met een aantal teksten in het Sanskriet of Hybride Sanskriet. Waarom de officiële geschiedkundigen de introductie van boeddhisme naar Korea zo laat stellen is mogelijk het gevolg van het gegeven dat historici zo'n enorme nadruk leggen op de Tang-dynastie, en de rest van de chinese geschiedenis op dit gebied een tikje verwaarlozen. Daarbovenop ligt het mogelijk aan het feit dat Korea lang in drie staatjes is opgedeeld geweest, en dat ieder staatje zijn eigen geschiedschrijving had, onbewust van wat er op het terrein van dharma-overdracht over de grens gebeurde: Koguryō vanaf 372, Paekche in 384, en Silla tussen 523 en 554, of tussen 599 en 649 voor diegenen die het Taizong-verhaal bovenaan willen stellen.

De Jeongnim Tempel in het oude Baekje-rijk zou, zo zeggen deskundige bronnen, de bakermat zijn geweest van de Japanse tempel-architectuur.
Vanaf het jaar 530 reisden koreaanse monniken naar Japan om daar het boeddhisme te onderwijzen.

Vanaf het begin van de komst van boeddhisme naar het Shilla-rijk werd in geleerde kringen toch ook de nadruk gelegd op de "One Mind-leer", de universele onderlinge relatie tussen de dingen zoals de Avatámsaka Soetra dit leert. Het is sindsdien dan ook gebruik geworden de achtergrond van het altaar in de tempels te decoreren met de ontelbare wezens die aanwezig waren tijdens het onderwijzen van die Leer.
Daarnaast werd de Lotus Soetra bestudeerd, en werd er eer gebracht aan Amitábha Boeddha en aan Avalokiteshvara Bodhisattva. Tegen het eind van de Shilla-periode werd vanuit China de Ch'an-praktijk (zen of seon) geïntroduceerd. Deze praktijk leverde 9 sub-scholen op.
Daarna gaan we de tiende eeuw binnen.




Op 26 augustus 2012 werd aangekondigd dat een Zuidkoreaans vertaalproject gereed was gekomen. Op initiatief van de zeven maanden daarvoor overleden uitvoerend overste van de Jogye Orde, de eerw. (d)Jigwan, is een dertiendelige serie boeken geproduceerd met werken van koreaanse boeddhistische meesters die een gewaardeerd oeuvre hebben nagelaten.
De serie heeft de titel "Collected Works of Korean Buddhism" gekregen en omvat onderandere de onderwijzingen van zulke grootheden als de monniken Wonhyo (617-686), Jinul (1158-1210) en Hyujeong (onder dezelfde doorklik - 1520-1604).
De inhoudsopgave van het werk is online gezet.


De Koreaanse Emille Bell wordt niet langer geluid.

De 18,9 ton wegende bel, meer dan 3 meter hoog en bijna 3 meter in doorsnee, werd tijdens de Shilla-Dynastie (57 vCJ - 935nCJ) gegoten. Sinds die tijd werd de bel dagelijks gebruikt om bijeenkomsten aan te kondigen. Nu is de wand door metaalmoeheid zo dun geworden dat het Nationale Museum van Gjongjoe, die nu het beheer er over heeft, besloten heeft om vanaf oktober 2004 de bel niet meer te gebruiken. Een dergelijke maatregel werd al eerder genomen en duurde negen jaar, maar in 2001 werd de stilte weer doorbroken.
(Bron: Yonhap 1-10-2004)
Zo'n bel wordt aangeslagen door er aan de buitenkant met de korte zijde van een dikke stam op te slaan. Daartoe zijn extra verstevigde medaillons op die buitenkanten aangebracht, maar ook die kunnen slijten. Het Carillon- en Klokkenmuseum in Asten heeft een paar cambodjaanse bellen die weliswaar kleiner zijn, maar volgens het zelfde principe zijn gegoten.





Naar de archiefpagina | Naar de Soetraspagina

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme