Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






KALACHAKRA

BETEKENIS EN GESCHIEDENIS



In het jaïnisme, dat enigszins ouder is dan het boeddhisme, wordt verwezen naar de titel chakravartin wanneer er sprake is van de eerste "djiina (schrijf: jina) van onze tijd: Rsabha-nātha of kortweg Rsabha." Een jina, letterlijk overwinnaar, was een in een serie geestelijke voorgangers van het jaïnisme. Zo iemand werd ook "hij die de stroom heeft overgestoken" (d.w.z. de dichotomie tussen leven en dood).

[Onder de R en de s van Rsabha staat een punt (.) als uitspraak-indicatie; het -nātha van Rsabha-nātha staat voor "geboren zijn", dus: "geboren als Rsabha"; een deva-rsabha was in de oudheid een "god onder de stieren", en "stier" (bull) was een ander woord voor wat we vandaag een alpha male noemen.]

Naar goed indiaas gebruik is nergens te vinden wanneer deze Overwinnaar (jina) Rsabha in de stad Ajódja (schrijf: Ayodhya) geboren werd, maar in tegenstelling tot claims uit de brahmaans-hinduïstische hoek menen de Jaïns dat deze eerste Grote uit hun stam het kastesysteem bedacht, hoe een huwelijk gelegaliseerd wordt voltrokken, hoe hij aanwijzingen voor het boerenbedrijf gaf, voor verschillende handwerktechnieken, en voor lezen, schrijven en rekenen.

De naam cakravartin zou voorkomen in de Dharma-shastra, het vedisch-brahmaanse of vroeg-hinduïstische werk waarin de voorschriften voor zeden en gebruiken staan. Verder vinden we overal zinnetjes als "de chakravartin/cakravartin was de koning die het wiel in beweging zette, resp. hield" (als hereboer-gebiedsbeschermer), maar gedetailleerde verwijzingen naar bepaalde vedische of hinduïstische geschriften vinden we toch niet. En dus is het best mogelijk dat de hindus na verloop van tijd het concept van "wheel turning king" hebben overgenomen van de Jaïn-vorsten die eertijds in het huidige Tamil Nadu, in het uiterste zuiden van India regeerden. En ook de boeddhisten hebben die term opgepikt zoals onderstaand blijkt.


De aanleiding

In de tijd waarin de 13e dalai lama Tibet onafhanjkelijk van China verklaarde, 1913, en hij zelf een paar keer Tibet verliet uit angst gevangen genomen te worden, 1904-1909, en 1910-1912, zag Tibet toe hoe de tweede in rang, de panchen lama door de leidinggevende monniken in het Potala-paleis in Lhasa werd geïnstalleerd. Nadat de 13e dalai lama was teruggekeerd, en die onafhankelijkheidsverkaring had uitgegeven, achtte de panchen lama het verstandiger het land te verlaten. Er wordt gezegd dat met name hij de Kalachakra-gedachte vertegenwoordigde, en dat hij en zijn medestanders in het buitenland de gedachte aan de rechtvaardige vorst — de koning van Shambalá — die een theocratie zou stichten levend hielden. Of Nicholas en Helena Roerich(1) die aan de voet van de Altai in Siberië een Shambalá-stad wilden stichten, met de naam Zvenigorod, naar de voorstad van Moskou, ook wisten dat hier niet alleen de 13e dalai lama met die gedachte speelde, maar ook de in ongenade gevallen panchen lama, het lijkt van niet.

De eerste twee weken van 2006 werd in de Indiase plaats Amarāvati voor de dertigste keer een Kalachakra-initiatie gegeven door de Dalai Lama (spreek: kaala-dzjàkra). Deze initiatie wordt wel de meest uitgebreide en belangrijkste gevonden binnen de tibetaanse religieuze stromingen. Ze vindt precies plaats op de plek waar, naar de legende zegt, Shakyamuni Boeddha in zijn tachtigste jaar deze tantra overdroeg voor latere tijden. Het is dus een legende die gebaseerd is op de vroege leerrede waarover onderstaand gesproken wordt, en over de plek waar de rede werd uitgesproken zegt de vroege canon niets. Niettemin wordt de plek geassocieerd met de Shri Dhánya-kátaka, een Himalaya-boeddhistisch canoniek werk, en sommigen gaan ervan uit dat Nāgārjuna hier werd geboren. Deze opvatting geldt alleen in die regio, en nergens anders.



(1) John McCannon, Nicholas Roerig, the Artist who would be King, Univ. of Pittsburg Press, 2022

Wat is kalachakra

Kalachackra is een samenstel van twee Sanskriet-woorden:kala, tijd, en chakra, wiel of cirkelgang.
De Kalachakra-tantra behoort tot de groep ongedeelde "onovertreffelijke yoga-tantras" (annúttara-yoga-tantra) binnen het Himalaya-geloof. Ongedeeld betekent hier dat er binnen deze groep tantras geen onderscheid wordt gemaakt naar 'binnen' of 'buiten', naar 'geest' of 'materie', enzovoorts. Deze tantra behandelt concepten als tijd en cyclussen van tijd en bestaan. Ze gaat ook over de energiebanen in ons lichaam met als knooppunten de zogenaamde chakras; de banen worden in de chinese filosofische richtingen in verband gebracht met het woord chi, maar overigens is dit een van de vele uit het hinduïsme geleende, of door het saivistische hinduïsme binnengesmokkelde concepten die daar hun plaats hebben in relgieus-geïnspireerde gezondheidspraktijken. Dergelijke praktijken en opvattingen vinden we noch in de vroege boeddhistische canon, noch in de overige mahāyāna-richtingen, met uitzondering van die (semi-)esoterische stromingen die het bovengenoemde "chi" (of "ki") hanteren. Zie daarvoor bijvoorbeeld de pagina over Usui.

Een initiatie in deze tantra krijgen betekent dat de deelnemer met al deze cyclussen wordt bekend gemaakt opdat die kennis tot heil van hem/haar en de wereld aangewend kan worden. Daarom wordt er ook wel gesproken in termen van "kalachakra voor wereldvrede".
Een steekwoord binnen de kalachakratantra is het "zoals het uitwendig is, zo is het inwendig". Dit gezegde stamt direct uit de Pāli-canon van het boeddhisme, meer bepaald uit de Soetra over het aandachtig bewust zijn, de Mahā Sati-patthána sutta (DN.22) waarin Boeddha zegt dat in dit zes voet lange lichaam de hele wereld gevonden wordt.

Wanneer we ons veroorloven de legende een legende te laten, dan werd de kalachakratantra in 1027 voor het eerst vanuit India naar Tibet gebracht, en wel door Pandit Shri-bhádra Bodhi en de vertaler dJi-djo Dawai Lözer. In deze tantra wordt gesproken over slechte candála-koningen (spreek: tsjandaala). Deze naam is een verbastering van Chandella of Chandelā, een Rajput-clan die tussen de 9e en 11 eeuw over midden-India heerste. Zie de Bengalenpagina.
Na bovengenoemde vertalers kwamen er meer, en inmiddels is een aantal van vierentwintig oudere vertalingen bekend.

Boeddhisme arriveerde in de laat zevende, begin achtste eeuw in Tibet, en uiteraard leidde dit tot een eerste 'golf' van vertalingen.
Tegen het eind van de tiende eeuw kende Tibet een tweede golf van vertalingen van heilige geschriften, in gang gezet door de vertaler Rinchen Zangpo (957-1055). Vanaf dat moment wordt er gesproken van acht 'Voertuigen' die de Boeddha-Dharma verder brengen. Die acht zijn - volgens de uiteenzetting van de huidige Gélug-traditie - de tradities van de Kadám (waaruit de Gélug zou ontstaan), de Sákya, de Kàgyu, de Shàngpa Kàgyu, de Chöd en de Shye, de Kalachakra, en de Ugyen Nyendrub (spreek de y uit als j).

In later tijd werden de gevonden vertalingen verdeeld in twee hoofdstromingen, die van de dJónang-pa, gesticht door Sherab Gyaltsen (spr.: gjàltsen, 1292 - 1361) die naar de mening van hedendaagse deskundigen de "essentiële praktijk" gaf, en de stroming die begon met Buton Rinchendrup (Bu-ston Rin chen grub 1290-1364) die zich richt op de "heldere uiteenzetting."
Ringu Tulku Rinpoche zegt dat beide stromingen zijn samengekomen in de 14e Dalai Lama. Maar wanneer we kijken naar de weerslag van een gesprek dat de Dalai Lama had met Alexander Berzin (de Berzin Archives), moeten we toch vaststellen dat de Buton-aanpak nog het meest zijn voorkeur heeft (de eerste jaren van de 21ste eeuw - er kan wat veranderd zijn).

Wat vanuit scholastisch oogpunt van belang is, is dat hier gesproken wordt over twaalf bhumis, 12 stadia die de beoefenaar moet doorlopen. Dit aantal van twaalf heeft niets te maken met de gebruikelijke Tien Stadia die de bodhisattva moet doorlopen tot aan boeddhaschap, maar alles met de zes chakras die, eenmaal gedeeld, het cijfer 12 opleveren.
Wat de kalachakratantra lijkt te onderscheiden van andere tantras, is dat hier een vierde initiatie wordt gegeven.


Shamabalā

Een belangrijk deel van de Kalachakratantra wordt ingenomen door beschrijvingen van een mytisch rijk genaamd Shambalā.
In zijn gesprek met Alexander Berzin geeft de Dalai Lama toe dat dit verhaal hem vanaf zijn jeugdjaren heeft geïntrigeerd en geïnspireerd. Vanuit dit rijk van Shamabalā rijdt, over een 5000 jaren van nu zeggen sommige bronnen, de koning dan uit om de juiste Boeddha-Dharma opnieuw te vestigen. Opmerkelijk is dat hier een hervestiging van het boeddhisme door een 'wereldheerser', een chakravartin (spr.: dzjàkra-vártin), wordt gepredikt. De tekst is gebaseerd op een vroege leerrede uit de Grote Collectie van het Kleine Voertuig.(2)
In de meeste geschiedschrijvingen van de indiase bevolkingsgroep de Rajputs, in de vamsāvalï, is het koning Maru die deze klus zal klaren aan het eind van de kali-yuga, de duistere tijd. Rajput staat voor die personen uit de ksátriya-groepering, de krijgers, die van koninklijke origine zijn. In die optiek was Boeddha, zoon van een vorst uit de Sákya-clan een (potentiële) Rajput. En in de vroege Pāli-Leerrede over Het Grote voortgaan zegt Boeddha dat hij stamt uit de clan van Iksváku, volgens genoemde vamsāvalï eveneens een Rajput.

(2) De vroege Cakka-vàtti Sutta staat in de Grote Collectie van de Pāli-canon: Digha Nikāya 26 (spreek: diiga). Ze heeft een tegenhanger in de chinese (= noordelijke) Āgama waar de mahāyāna-tradities uit putten.
Het mahāyānistische Nepalese en Himalaya-boeddhisme, die de āvadana kennen als tegenhanger van de hīnayāna játaka, wijzen naar de Mándhata-āvadana waarin sprake is van zo'n vorst "omringd door zijn zeven juwelen of kostbaarheden".
In de vroege Sutta Nipāta van het theravāda-boeddhisme vinden we eveneens melding van de wereldheerser. In de Vatthugāthā (PTSF.183: 1002) wordt gesproken over de persoon die met de 32 fysieke kenmerken van een Groot Mens (mahā-purúsha) wordt geboren (Ook de Avatámsaka Soetra 27, Avatámsaka Soetra 34, en Avatámsaka Soetra 34-2) spreken in die termen. Er worden dan de twee keuzen voorgesteld die zo'n persoon kan maken: ofwel een maha-raja worden, ofwel een boeddha. Er staat: Hij kan voor het leven van een burger kiezen, het leven thuis. Dan zal hij de wereld veroveren, niet door macht en kracht, maar door waardigheid (virtue in het Engels, virtu in het Oud-Frans)(3).

(3) (in het Pāli: Sace agāram ajjhāvasati, vijjeyya paṭhavim imam adandena asatthena dhammena-m-anusāsati.)


Tara-natha

Taranatha In ieder geval was het een zekere Tara-natha die de kalachakratantra groot gewicht gaf. Hij was een van de bekendste meesters uit de dJonang-traditie. Daarom werd hij ook wel Jonang-Taranatha genoemd.
Taranatha werd in 1575 geboren als Kun-dga'-snin-po, of in het Sanskriet Ānanda-garbha, bron van vreugde. Of hij een Indiër was, of een Tibetaan, is niet duidelijk. Hij schreef een Geschiedenis van het boeddhisme in India, in het Tibetaans, en in de tweede bundel van die geschiedenis wordt het kalachakra-systeem in 22 bladen uiteengezet.

De Dalai Lama legt er in het Berzin-gesprek grote nadruk op dat de kalachakratantra verbonden is met de Sarma-traditie, d.w.z. de Nieuwe Vertalingen School waar de Kagyu, de Sakyapa, en de Gelug-tradities van het tibetaanse boeddhisme zich naar richten. De Gelug is de traditie waar de Dalai Lama rechtstreeks mee verbonden is. Hiermee wordt waarschijnlijk aangeduid dat de overige twee scholen, de oudere Nyingma (spreek: njingma) en de jongere dJonang, zich, althans gedeeltelijk, op oudere tekstlagen baseren. Dat verklaart wellicht het feit dat de Dalai Lama in het genoemde gesprek niet minder dan drie keer meldt dat de kalachakratantra niet tot de Nyingma-school behoort, terwijl die school zich toch onderscheidt als een tantra-school. In dat zelfde gesprek laat hij voorts weten dat hij zich in de praktijk van de kalachakratantra een opvolger weet van de tweede en de zevende Dalai Lamas, nog het meest van de zevende (1708-1757). Duidelijk is niet of de Taranatha-versie van deze tantra tot de Sarma-lijn gerekend moet worden.


De Jonang-traditie

december 2005

Aan het begin van de veertiende eeuw verliet Sherab Gyeltsen (of Gyaltsen) de Orde van de Sakya-pa (spreek: saakja-pa) en vestigde de Jonang-Orde in de plaats Jonang, ongeveer 160 km ten noordwesten van het Tashilhumpo-klooster in het Tibetaanse Shigatse.
Wat Sherab Gyeltsen onderwees werd, in die tijd, vooral door de Gelugpa-traditie als ketterij gezien: een opvatting van het Enkel Bewustzijn-systeem waarbij het doel een onderdrukken van de totale gedachtenstroom was. Zo werd het geïnterpreteerd, zeggen hedendaagse bronnen, maar die interpretatie stamt uit de pen van toenmalige tegenstanders. De huidige 14e Dalai Lama ziet de shentong opvatting als een legitieme, maar vermeldt in zijn gesprek met Berzin noch de Jonangpa, noch Taranatha als degene die de kalachakratantra groot gemaakt heeft; Taranatha's opvatting over de kalachakratantra werd vanaf de 17e eeuw ingelijfd bij de Gelug-traditie, de rest van de Jonang-traditie verdween uit het zicht.
In deze tijd heeft de 20ste eeuw overleden Kalu Rinpoche, vertegenwoordiger van de Kagyu-traditie maar tevens een Jonang 'lineage holder', een aantal keren de kalachakra-initiatie gegeven.

Men is er lange tijd van uit gegaan dat de dJonang-traditie geheel verdwenen was. In de 20ste eeuw hebben Tibetologen echter bloeiende Jonang-gemeenschappen gevonden in een hoofdklooster in de provincie Sichuan, China, plus nog een veertigtal kloosters met naar schatting 5000 monniken in het district Qinghai en in Tibet zelf. Binnen China zal de Jonang-trend bescherming hebben gehad van krachten binnen de Qing-dynastie.
Inmiddels heeft de veertiende Dalai Lama een aantal gebouwen in de Indiase staat Himachal Pradesh geschonken aan de Jonang-gemeenschap, en heeft ook de Karmapa van de Karma Kagyu-lijn hen een bezoek gebracht.

September 2011, Formele erkenning
Tijdens een topconferentie van vooraanstaanden in de Tibetaans-boeddhistische traditie die rond 27 september 2011 in de Noordindiase plaats Dharamsala werd gehouden, werd besloten dat de Jonang-traditie voortaan als zelfstandige stroming te boek zal staan. Tijdens deze conferentie liet een vertegenwoordiger van een grote Jonang-tempel in Shimla in de Indiase deelstaat Himachal Pradesh weten dat er op dat moment meer dan 60 vestigingen zijn met meer dan 10.000 monniken in Tibet's oostelijke regio als Ngaba, Zamthang, en Golok.



Bronnen: 11, waaronder de Berzin Archives, Ringu Tulku Rinpoche en E-Sangha.
Deze E-Sangha heeft een pagina over de Shentong-leer van de Jonangpa. Het is waarschijnlijk een vertaling van ofwel een oud Tibetaans, ofwel een oud Chinees commentaar. Wat hierin wordt gezegd is dat "de ultieme waarheid de dharma-dhatu is, en het in en uit zichzelf schijnende gewaarzijn (vijñapti), dat wil zeggen, de ongedeelde verheven wijsheid. Dit wordt de niet-samengestelde 'dharmatá' genoemd."

Het stuk gaat verder met te zeggen dat deze zo beschouwde niet-samengestelde dharmatá volgens de Rangtong-school te vergelijken is met de (lege) lucht of ruimte, dat het insubstantieel is, en dat het daarom niet de ultieme waarheid is.
Rangtong wordt in dit commentaar vertaald met "Algemene Madhyāmaka", en shentong met "Grote Madhyāmaka". Shentong wordt ook wel gelijkgesteld aan "Tathāgata-garbha", de Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen.
Madhyāmaka is een ander woord voor de Leer van het Midden.
De zevende Kàrmapa van de Kagyu-traditie hield de Jonang shentong-opvatting aan, en ook enkele Sakya- en Nyingma-gemeenschappen.
Of het deze shentong-opvatting is geweest die de Gelug er toe heeft gebracht de Jonang in de ban te doen, is niet bekend en niet zeker. Vandaag zou dat zeker niet meer het geval zijn omdat het merendeel van de leer van de Gelug, en van de overige Tibetaanse stromingen, doordrongen zijn van Tathāgata-garbha-elementen. Daarmee onderscheidt het zich vandaag van de meer op zen gerichte stromingen van het Boeddhisme die het zonder iets niet-samengestelds kunnen doen.
Zie voor Tathāgatagarbha boek 4 van de Avatámsaka Soetra.

(*) H. Goetz, The early wooden temples of Chamba, p.19, Leiden 1955.





Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme