maart 2024      

  Nieuws over boeddhisme
Opgegraven, Tentoongesteld



Zoals ook het geval is met boeddhabeelden die opgesteld staan in Himalaya-boeddhistische tempels werd tijdens de restauratie van een Maitreya-beeld vastgesteld dat ook dit beeld afgestampt vol zat met op washi (moerbeipapier) getekende of gedrukte afbeeldingen van dezelfde Maitreya, en van de helende boeddha, en van Jizo (Ksiti-garbha) als figuur die de lijdende mens, en zeker vroeg overleden kinderen uit hun hel redt. Dat meldde de Asahi Shimbun.
Het beeld wordt bewaard in de Myo-o-in in Fukuyama (afb.). Uit het verslag moeten we begrijpen dat het Maitreya-beeld werd opgesteld in de "vijf-lagige pagoda" die in 1348 in opdracht van de shingon-stroming werd gebouwd. Het shingon (spr.: sjien-gon) is de voluit esoterische stroming van Japan.


De relieken van twee monniken uit de 14e eeuw, opgeslagen in een "verziverd-gouden" reliekhouder, gaan van het Museum of Fine Arts in Boston terug naar Korea, en wel naar een plaats die aangewezen is door de Jogye Orde. Beide partijen hebben afgesproken dat het voorwerp na enige tijd weer terug gaat naar Boston, in een leen-overeenkomst, en voor onbepaalde tijd. Dat meldde de Korea Times van 6 februari.
De reliekhouder bevat botrestanten van twee monniken. De ene is Ji-gong die we op de tanka zien afgebeeld met volle baard en hoofddeksel. Zo'n hoofddeksel kennen we vooral uit de Himalaya-stromingen — uit streken waar het ietsje kouder is — maar ook esoterische stromingen uit het China van het verleden, zeker uit het noorden waar de invloed van het Manchu-boeddhisme voelbaar was, liet zich verleiden tot het dragen van zoiets plechtigs. Vandaag wordt zo'n hoed opgezet wanneer etnisch-chinese monniken esoterische riten volvoeren, dan heeft het betekenis. De restanten van de tweede monnik zijn die van Na-ong, leerling en opvolger van Jigong (of Zhikong). →


De naam "Lamaistische pagoda-vormige reliekhouder" betekent dat beide monniken zich dus tot het esoterische hadden gewend, alhoewel opgeleid in het ch'an ( Sŏn in het koreaans), zo exoterisch als maar zijn kan.

Het Rubin-museum of Art in Manhatten, New York, zo lezen we in een bericht op ArtDaily, gaat nu toch echt dicht. Daar is enkele jaren eerder sprake van geweest en toen, zeker tijdens de covid-pandemie, heeft de museum-leiding een video-uitweg gezocht.
Het museum stond bekend als een verzamelplaats voor met name kunstuitingen uit de Himalayas.
De van een tv-serie over makelaardij bekende firma Elliman heeft bemiddeld bij de verkoop van het gebouw aan een bouwonderneming in Queens (NY) die er $21.5 milj. voor heeft neegeteld.
Er lopen een paar "teruggeefzaken" over enkele stukken uit de collectie.
Waar de rest opgeslagen zal worden, of waar het naar toe gaat, of een en ander geveild gaat worden, dat horen we wellicht in de komende maanden. →

De website was op 3 februari nog steeds operatief en kondigde zelfs een tentoonstelling aan die van maart tot oktober in het "oude" gebouw zou lopen. Ook kwam er nieuws over een reizende tentoonstelling van voorwerpen, en wel naar het "Harn Museum of Art" verbonden aan de universiteit van Florida.

Van 14 tot 22 maart loopt in New York Asia Week. Dan presenteren alle galerieën die aziatische kunst in bezit hebben zich met een selectie uit hun voorraad. →

Dan loopt in de zalen van de Asia Society ook de tentoonstelling "Coal + Ice".

"Acht veronachtzaamde poortgebouwen", zo schrijft Park Jin-hai op 18 februari in de Korea Times, "zijn aangewezen als nationale erfgoederen"(treasures).
Ze werden gebouwd tussen de 17e en 18e eeuw. Vaak staan in deze poortgebouwen 2 tot 4 wachters, en zoals Jin-hai schrijft heeft de Geum-gang-mun een paar "vajra-krijgers" (vajra = diamantkeil, donderkeil van diamant). In de Cheon-wang-mun komt men de 4 hemelse koningen tegen.
De afbeelding is die van het poortgebouw van de Songgwang-sa.


21 februari 2024
Op deze dag werden een drietal reliekhouders van India naar Thailand overgebracht voor een tijdelijke tentoonstelling. De leen werd geplaatst binnen de politiek-culturele betrekkingen tussen beide landen.
In de reliekhouders zouden restanten (sariiiira) van Boeddha en zijn twee vooraanstaande discipelen zitten, die van (Hybr. Skr.:) Sari-putra (Pāli: Sariputta), en van (Pāli:) Mogga-lána (Hybr.Skr.: Maud-galyá-yana) — deze pagina.
De reliekhouders bevinden zich, behoudens uitleen, in het nationale museum in Delhi. Ze werden gevonden, zo gaat verhaal, tijdens opgravingen in 1971/-73 in het dorp Piprah[a]wa in de deelstaat Uttar Pradèsh, grenzend aan de voor het boeddhisme belangrijkere huidige deelstaat Bihar. Ze werden als zodanig geïdentificeerd door het toenmalige hoofd van de indiase archeologische diens K.M. Sriva-stava.
Ze worden vrij regelmatig aan andere landen uitgeleend, voor het eerst aan Sri Lanka, en nu ook aan Thailand.
Het is het fetish geworden van politici en diplomaten met hun onoprechte gewauwel over "Lord Poedh-hha". Zouden we van die kletspraatjes zeggen dat het brahmanenstreken zijn, dan doen we de brahmanen onder de professionele bengaalse monniken tekort. Dus blijft het bij misplaatst kweetallesal binnen een bovenlaag van de indiase samenleving.
In ieder geval doen de aziatische monniken, die als decor braaf op de achtergrond mogen staan, met een stalen gezicht mee mer dergelijke charades. Veel westerse monialen, die niet altijd een pokerface kunnen of willen opzetten zijn er niet meer. →


De hier bedoelde voorwerpen — wat er ook in die reliekhouders zit — zijn niet de fameuze, of infameuze relieken, eerder steentjes etc., die ooit in epoxy of glas werden gegoten door William Claxton Peppé, en die, na in het bezit te zijn geweest van de London Buddhist Society, nu tentoongesteld staan in het Metropolitan Museum of Arts in New York. Daar worden ze "relieken" genoemd, maar dat is, gezien de voorwerpjes, een misnomer.

Het geheel doet me denken aan die monnik op het chinese Wutai-shan die plechtig kwam aanstappen met een mammoet-tand: 'in die tijd waren mensen erg groot, en zeker Boeddha stak boven hen uit.' Aan die parodie heb ik een eind kunnen maken, India is koppiger en meer "argumentative".

In een lang artikel van de hand van Kawoon Khamoosh lezen we dat Afghanen archeologische sites "bulldozeren" omdat het dan gemakkelijker zou zijn om artefacten uit de oudheid op te rapen, of met weinig inspanning uit te graven. Zo lezen we dat "het taliban's ministerie van defensie" vorig jaar september "drie mensen heeft laten arresteren" die van plan waren om "beelden, mummies, een gouden kroon, een boek, en zwaarden" het land uit te smokkelen. Na arrestatie werd de buit een waarde van $27m toegekend. Deze nieuwe manier van archeologie bedrijven lijkt vooral plaats te vinden in en rond de plaats Balkh, eertijds bekend vanwege het daar beleefde zoroastrianisme en het boeddhisme. Of er nog artefacten aanwezig zijn of waren uit de korte boeddhistische periode is hier niet bekend. →


De afbeelding is van een restant van de Diamant soetra, gevonden achter een van de Bamiyan-Boeddhas, verderop, richting Kabul.





Nieuws over Boeddhisme is een productie van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme.
De paginas bestaan sinds december 2004.

Stichting onder nummer 20138036.


>