LANKĀVATĀRA SOETRA


De Afdaling op Lanka

Hoofdstuk 1



   
Wanneer we afgaan op de gegeven jaartallen, dan was de figuur van Rávana — alsmede namen als Vibishan (Rávana's broer), Hánuman (de hindu godheid), en Koebera (idem) — al bekend in de tijd waarin Túlsidas zijn Hánuman Chalisa schreef. We hebben het dan over de vedische tijd, het verre verleden van India. In Túlsidas' tekst zouden die namen dan voor het eerst op schrift zijn gezet.

De figuur van Rávana, zo schrijft Chanaka Bandarage op 13 maart 2020, komt niet voor in het srilankaanse geschiedenisboek de Mahā-vamsa. Daaruit zou afgeleid kunnen worden dat hij niet tot de Singhala bevolkingsgroep behoord zou hebben. De srilankaanse Tamils (20st/21ste eeuw), die een uitgebreide eigen geschiedschrijving op poten en online hebben gezet, menen derhalve dat Rávana dus een Tamil was; ze geven hem een plaats in de "Tamil Eelam" separatische beweging.
Wat meer objectief bezien was Rávana iemand uit de indigene bevolking. Rávana was dus een voorman van een van de oorspronkelijke volkeren op het Sri Lanka dat vroeger Ceylon werd genoemd.

Ook Nepal, waar vanaf een zeker moment het hinduïsme van India zijn intrede heeft gedaan, heeft een verhaal over Rāvana. Het werd opgetekend door K.B.Bista in zijn "Le culte du Kuldevatā ...", Paris 1972, p.59.

Een voorbeeld van een willekeurige Pāli-tekst op palmblad
In een voetnoot bij de volledige tekst van de Mahā-vamsa lezen we dat de in dit manuscript genoemde koning Sīha-bāhu — iemand uit noord-India of Pakistan — een leeuw had gedood. Sīha-bāhu betekent "de grote leeuw". Daaruit is de naam sinhala afgeleid, een naam die de meerderheidsbevolkingsgroep als etnische aanduiding heeft aangenomen.
Vergelijk Sīha-bāhu met de aanduiding voor de historische Boeddha die door de moeder van zijn zoon "de leeuw onder de mensen" werd genoemd. Sīha-bāhu was, zegt de srilankaanse geschiedschrijving, een vazalkoning van Vi-djáya (Vijaya, "glorieuze overwinning"), een naam die we ook tegenkomen wanneer er sprake is van het meest in het oog springende bewind uit de oudheid op Sumatra.
"Het westen" accepteert de Mahā-vamsa niet als geschiedkundig werk, want er staan geen jaartallen in. Een zelfde probleem ontmoet India wanneer men 's-lands geschiedenis wil verklaren aan de hand van eigen manuscripten uit de oudheid: er staan geen jaartallen in, dus is 't niet waar. (Maar waarom zou je dan zoveel moeite doen om palmbladen geschikt te maken voor beschrijving met een stylo waar eveneens wat arbeid in gaat zitten! Is iedereen die geen jaartallen vermeldt een leugenaar of een fantast?)



(I) Om! Eer aan de Drie Juwelen! Eer aan alle Boeddhas en Bodhisattvas!
Hier volgt een zorgvuldige weergave van de Soetra over de Afdaling op Lanka waarin de Heer van de Dharma spreekt over de substantieloosheid van alle dingen.

Aldus heb ik het gehoord. Eens verbleef de Gezegende in het Kasteel van Lanka dat gezocht moet worden op de top van de berg Malaya, nabij de grote oceaan. Die bergtop was versierd met bloemen gemaakt uit diverse edelstenen. Op dat moment was Boeddha omringd door een groot gezelschap monniken en een menigte Bodhisattvas die vanuit vele Boeddhalanden 25 waren samengestroomd. Deze Bodhisattva-Mahāsattvas, met Mahāmati aan het hoofd, hadden allen perfectie bereikt in de verschillende Samādhi (zie vn. I, al.2), in de [tienvoudige] beheersing van het zelf, in de [tien Boeddha- en Bodhisattva-]krachten6 en de zes bovennatuurlijke vermogens, en alle Boeddhas hadden hen de handen opgelegd. Zij hadden een goed begrip van de betekenis van zowel de wereld-van-objecten 17 als van de manifestatie van hun eigen bewustzijn. [2] Ze wisten hoe je verschillende leer-gestalten, leringen en disciplines overeind moet houden, aangepast aan de verschillende mentaliteiten en gedragingen van wezens. Ze waren grondig getraind in de vijf Dharmas (noot 7), de [drie] Svabhāvas (noot 8), de [acht] Vijñānas 9 en het tweevoudige niet-zelf.

Toen, na zeven dagen te hebben gepredikt in het paleis van de koning der zeedraken, kwam de Gezegende uit dit paleis tevoorschijn en werd begroet door een grote menigte Nagakányas, waaronder zich ook Sakra en Brahma bevonden. Naar Lanka op de berg Malaya kijkend glimlachte hij en zei: "Ik zeg dit met met kennis over de Tathāgatas 10 uit het verleden; hen heb ik in gedachten, Tathāgatas die Arhat waren, en Volmaakt Verlicht: ook zij spraken deze Waarheid, in ditzelfde kasteel van Lanka op de top van de berg Malaya. Ook zij spraken over dat Weten dat gerealiseerd kan worden dankzij de nobele wijsheid die je diep binnen in je draagt, die wijsheid die voorbij het redeneren van geleerden gaat, en zelfs voorbij het bewustzijn van Toehoorders en Zelf-Verlichtten11. Ook ik zal nu, speciaal ten behoeve van Rāvana, Heer der Heren over de Yakshas 16, spreken over dit Weten.

Geïnspireerd door het supernatuurlijke vermogen van de Tathāgata hoorde Rāvana, Heer over de Rákshasas, zijn stem. En inderdaad, de Gezegende, omstuwd door ontelbare Nagakányas, en vergezeld van Sakra en Brahma, kwam nu uit het paleis van de koning der Zeedraken. De golven van de oceaan aanschouwend en de geestestoestand ziend van de menigte om hem heen, dacht hij aan die oceaan die het Opslagbewustzijn vormt, waarin de immer in beweging zijnde Vijñānas (bewustzijnen), als waren het golven, voortdurend aan de gang worden gehouden door (,als het ware,) de constante winden die in het (omvattende) bewustzijn worden aangewakkerd door het ervaren van de wereld-van-objecten. Terwijl hij daar zo stond zag Rāvana hem en gaf een schreeuw van vreugde. Hij zei, "Ik ga er heen; ik zal de Boeddha vragen om Lanka te betreden, want deze lange, komende nacht zou hij, als hij kwam, waarschijnlijk zowel goden als mensen profijt brengen, goed doen, blij maken."

Toen kwam Rāvana, Heer over de Rakshasas 12 naar de plaats waar de Gezegende was, rijdend in zijn bloemenwagen, vergezeld van zijn personeel. Daar aangekomen stapten Rāvana en zijn manschappen uit. En terwijl ze drie keer om de Gezegende heen liepen, de rechterschouder naar hem toegekeerd, bespeelden ze een muziekinstrument; ze sloegen er op met een drumstick van blauwe Indra (safier). En spelend op een luit die ingelegd was met de beste kwaliteit lapis lazuli, een luit die ze naar een kant over de schouder droegen aan een onbetaalbaar duur lint, geel-wit als (het medicijn van de) Priangu, zongen ze. Hun stemmen harmonieerden fraai met de klank van de fluit en de cadans van de volgende gātha 13.

1. "Dit Weten, die rijke schat die als principe de zelf-aard van het bewustzijn heeft, is zonder zelf (nairatmyam). Dit staat boven alle redeneren, en is smetteloos rein. Het wijst naar de kennis die je in je diepste wezen hebt gerealiseerd. Heer, wijs me de weg naar dit Weten.

2. "De Welgegane is het lichaam waarin smetteloze waardigheden zijn opgeslagen. In hem zien we zowel het getransformeerde als het transformeren 18. Hij mag zich verheugen in dat Weten dat hij diep binnenin zichzelf heeft gerealiseerd. Mocht hij Lanka toch bezoeken! Muni, Wijze, nu is de tijd!

3. "In het verleden was Lanka de verblijfplaats van de Boeddhas. Ze waren omringd door hun [Dharma-]zonen in velerlei gedaanten. Heer, toon me nu de hoogste Waarheid; al die verschillende Yakshas zullen luisteren."

Daarna ging Rāvana over op het Tútaka-ritme (= een metrum waarin de 3de, 6de, 9de, en 12de lettergrepen zwaar aangezet worden, en de rest lichtjes) dat zich (als begeleiding van zingzeggen) goed leent voor de volgende gātha.

4. "Na zeven nachten staat de Gezegende die de oceaan, verblijfplaats van de Mākara, het paleis van de zeekoning, verliet, nu op de kust.

5. "Nu, op het moment dat Boeddha verrijst gaat Rāvana, vergezeld van vele Apsaras 15 en Yakshas, vergezeld van Suka, Sárana en geleerden

6. "als door een wonder naar de plaats waar de Heer nu staat. Uit de bloemenwagen komend groet hij eerbiedig de Tathāgata, overhandigt geschenken, zegt zijn naam, en staat terzijde.

7. "Ik, die hier gekomen ben, wordt Rāvana genoemd, de tienhoofdige koning van de Rakshashas. Vergun mij de eer mij en Lanka met al zijn inwoners te ontvangen.

8. "Dit is wat ik zeg, in deze stad werd door Verlichtten uit het verleden, Verlichtten die de diepste staat van bewustzijn realiseerden, het Weten onthuld, hier op deze bergtop die versierd is met kostbare juwelen.

9. "Laat dan nu ook deze Gezegende, deze Overwinnaar, omringd door zijn [Dharma]zonen, de smetteloze Waarheid onthullen, hier, op deze bergtop versierd met kostbare edelstenen. Wij en de inwoners van Lanka zouden het graag horen.

10. "De Soetra over de Afdaling op Lanka, geprezen door Boeddhas uit het verleden, onthult hun diepste staat van bewustzijn, een staat die zij realiseerden en die in geen enkel ander religieus-filosofisch systeem te vinden is.

11. "Ik herinner me hoe Boeddhas, Overwinnaars uit het verleden, omringd door hun [Dharma]zonen deze Soetra reciteerden. Nu zal ook de Gezegende spreken.

12. "In tijden die nog komen gaan zullen er Boeddhas en Boeddha-zonen zijn die in hun medelijden met de Yakshas over deze magnifieke leer zullen spreken, hier op de bergtop versierd met edelstenen.

13. "Deze schitterende stad Lanka is getooid met een keur aan edelstenen, is omgeven door bergtoppen, is fris, koel en mooi, en er boven hangt een net van edelstenen.

14. "Gezegende, hier wonen Yakshas die vrij zijn van negatieve eigenschappen zoals hebzucht. Ze overdenken het Weten dat in je diepste innerlijk gerealiseerd kan worden, en offeren aan de Boeddhas uit het verleden. Ze geloven in het Grote Voertuig 19 en zijn bereid elkaar correct gedrag te tonen.

15. "Er zijn jongeren onder de Yakshas, jongens en meisjes, die het Grote Voertuig willen kennen. Gezegende, kom, wees onze leraar, kom naar Lanka op de berg Malaya.

16. "De Rakshashas die in de stad verblijven en die Kumbhaharna als hoofdman erkennen zijn het Grote Voertuig toegedaan; ze wensen over die innerlijke realisering te horen.

17. "Ze hebben vol ijver offerandes gebracht aan de Boeddhas uit het verleden, en vandaag gaan ze dat weer doen. In de naam van het mededogen, kom naar Lanka, en breng uw [Dharma-]zonen mee.

18. "Mahāmati 22, ik geef u mijn woning. De Apsāras zullen u gezelschap houden; ik geef u een varieteit aan halskettingen, en ik geef u de heerlijke Asoka-tuin cadeau. (Deze passage is er een die ervan getuigt dat de Lanka een redelijk late tekst is; Asoka leefde eeuwen later dan de historische Boeddha.)

19. "Ik zelf zal de Boeddha en zijn zonen bedienen. Niets van wat ik heb zal ik achterhouden als het hen geschonken kan worden. Grote Wijze, heb medelijden met mij!

20. Toen hij Rāvana zo hoorde spreken zei de Heer over de Drievoudige Wereld 21: "Koning der Yakshas, de Leiders uit het verleden bezochten deze berg van edelstenen.

21. "Uit compassie droegen ze aangaande dat Weten dat zich toonde in hun diepste bewustzijn, hun inzicht aan u over. En ook de Boeddhas van de toekomst zullen, hier op deze zelfde juwelenberg, hetzelfde verklaren.

22. 23 "Dit diepste Weten is dat wat de yogins zien; het is tezelfdertijd hun verblijfplaats. Yaksha-koning, u hebt dezelfde compassie als de [andere] Súgatas 14 en ikzelf."

23. Door stil en onbewogen te blijven stemde De Gezegende toe, en stapte in de bloemenwagen die Rāvana hem aanbood.

24. En zo bereikten Rāvana en de anderen, wijze zonen van de Overwinnaar, al zingend en dansend de stad.

25. Aangekomen in deze heerlijke stad was Boeddha opnieuw het voorwerp van alle mogelijk eerbetoon: de Yakshas, Rāvana inbegrepen, en de Yaksha-vrouwen eerden hem.

26. De jongere Yakshas, jongens en meisjes, offerden hem een net van juwelen, en Rāvana omhing Boeddha en zijn zonen met halskettingen versierd met edelstenen.

27. De Boeddha, omringd door Boeddhazonen en wijzen aanvaardde deze offerandes; hij sprak over het Weten, over die staat van geest die diep binnenin je gerealiseerd wordt.

28. Rāvana eerde deze beste van alle sprekers. Hijzelf en het gezelschap Yakshas eerden (bodhisattva) Mahāmati, en de anderen verzochten hem meer dan eens de Boeddha te vragen een en ander te herhalen: [Rāvana zei:]

29. "U (Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati,) bent degeen die de Boeddhas uit het verleden consulteert over die staat van bewustzijn die zij in zichzelf realiseerden, een onderwerp waarover wij, Yakshas zowel als de Boeddhazonen willen horen. Ik, uit naam van de Yakshas, de Boeddhazonen en de wijzen, verzoek u te spreken.

30. "U bent de beste van alle sprekers en de yogin die de grootste inspanning levert. Vol vertrouwen stel ik nu mijn vraag: Vraagt u, Kundige, toch de Boeddhas [uit heden en verleden] omtrent deze leer.

31. "De Kennis die in het diepste bewustzijn wordt gerealiseerd heeft niet de fouten die geleerden, Zelf-Verlichtten en Toehoorders maken. Dat Weten is volkomen rein en leidt uiteindelijk tot de staat van Boeddhaschap."

32. Daarop creëerde de Gezegende juwelenbergen en andere voorwerpen die schitterend waren versierd met edelstenen - een immens aantal.

33. 24 Op de top van iedere berg toonde Boeddha zowel zijn gedaante als die van Rāvana en de Yakshas.

34. Zo was de hele vergadering op iedere bergtop zichtbaar, en alle [Boeddha]landen waren daar, en in ieder sprak een Leider.

35. Ook hier waren de Koning der Rakshasas en de bewoners van Lanka, en de Lankas die de Boeddha zo manifesteerde konden zich meten met elkaar en met de echte.

36. Daar waren nog meer dingen: daar was het Asoka-park met zijn glanzend gebladerte, en op iedere bergtop ging Mahāmati te rade bij de [menigte vroegere en huidige] Boeddhas

37. 26 die de Leer verklaarden voor de Yakshas, die Leer die leidt tot de diepste realisering. Op iedere bergtop sprak Boeddha een gehele soetra. Hij sprak met een prachtige, welluidende stem, met honderdduizend verschillende stembuigingen.

38. Hierna losten de Leraar en zijn [Dharma-]zonen op in lucht, en lieten Rāvana daar staan, in zijn woning.

39. Die dacht: "Wat is dit? Wat heeft dit te betekenen? Wie heeft het gehoord? Wat heb ik gezien? Wie heeft het nog meer gezien? Waar is de stad? en waar is Boeddha?

40. "Waar zijn die landen, waar zijn die als juwelen glanzende Boeddhas, die S2gatas? Heb ik gedroomd? Was het een visioen? of hebben hier de Gandharvas een luchtkasteel gebouwd?

41. "Of had ik stof in mijn ogen, of zag ik een luchtspiegeling, of was het een gedroomd kind, als dat van een onvruchtbare vrouw, of was het als rook dat van een vuurwiel afkomt? Was het dat wat ik hier zag?"

42. 27 Toen overwoog Rāvana: "Dit is de ware aard (dharmatā) van alle dingen; ze behoren tot het rijk van de geest, en dit is iets dat onwetenden, omdat ze verward raken door iedere vorm die de geest zichzelve schept, niet kunnen vatten.

43. "Daar [in die ervaring van dharmatā] is noch degeen die ziet, nog het geziene; daar is noch spreker noch het gesprokene; daar is noch de vorm van de Boeddha noch die van zijn Dharma, noch de manier waarop ze verschijnen - het zijn niets dan voorstellingen in de geest.

44. 28 "Zij die nu de dingen nog steeds zien als voorheen, zien Boeddha niet. Wanneer het relatieve weten (vikalpa)(5) wordt aangewend zie je Boeddha niet. De Boeddha, die volmaakt verlicht is, wordt gezien waar de wereld geen gestalte heeft."








Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme