DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Vijfentwintig


De Tien Opdrachten (dedicaties)




"Toen ging Bodhisattva Banier van Diamant, kracht verleend door Boeddha, de absorptie in het licht van de kennis der Bodhisattvas binnen. Eenmaal in deze absorptie verschenen er zoveel Boeddhas voor hem als er honderdduizend Boeddhalanden zijn, voorbij zoveel werelden als er atomen zijn in honderdduizend Boeddhalanden doorheen ieder van de tien windrichtingen. Deze Boeddhas, die allemaal de naam Banier van Diamant droegen, prezen hem en zeiden, 'Goed! Goede man, het is heel goed dat u deze absorptie in het licht van de kennis der Bodhisattvas kunt binnengaan. Goede man, dit is de geestkracht der Boeddhas ... en ook de geestkracht van Vairócana's oergeloften ...."

Even later lezen we dan ook nog dat deze onoverzienbare menigte aan Boeddhas Bodhisattva Banier van Diamant lichtjes op het hoofd klopt, waarmee ze hem opnemen in de rangen van de Boeddhas en Bodhisattva-Mahāsattvas.

Boek 15 kondigde al aan dat doorheen de Avatámsaka Soetra de Boeddhas en de Bodhisattvas dezelfde naam dragen, waarmee aangeduid zij dat ze eender zijn. Boek 14 laat zien wat de oergelofte van Boeddha is, of was (of zijn zal). Onderaan de bijlage bij boek 23 hebt u inmiddels gelezen dat dit deel van de Avatámsaka, in ieder geval in de 7de eeuw, een grote bekendheid moet hebben gehad. De in boek 23 gememoreerde commentator is een van de groten geworden binnen het Tibetaans Boeddhisme.





Dit boek 25 gaat over het opdragen van je behaalde resultaten van het de Boeddha-Dharma in praktijk brengen. Het zijn, zegt de tekst, de dedicaties, opdrachten, der Boeddhas, die nu overgenomen worden door de Bodhisattvas. De behaalde resultaten van de praktijk, en zelfs van de goede intenties worden opgedragen aan alle wezens doorheen de cosmos, opdat ook zij de Bevrijding der Boeddhas zullen behalen.

We blijven maar bij het woord 'dedicaties', om verwarring te voorkomen met die andere betekenis van het woord opdracht.
Ze zijn:
  1. de dedicatie om alle levende wezens te redden, zonder een mentaal beeld van 'levende wezens' te hebben;

  2. de onvernietigbare dedicatie;

  3. de dedicatie die gelijk is aan alle Boeddhas;

  4. de dedicatie die alle plaatsen bereikt;

  5. de dedicatie van de onuitputtelijke schat aan waardigheden;

  6. de dedicatie die alle wortels van het goede(1) doet standhouden;

  7. de dedicatie die zich gelijkelijk aanpast aan alle levende wezens;

  8. de dedicatie met het karakteristiek van ware zoheid;

  9. ongehechte, ongebonden, bevrijde dedidatie;

  10. grenzeloze dedicatie die gelijk is aan de cosmos.


Het zijn hier een tiental nogal esoterisch aandoende zinnen, maar wellicht wordt de inhoud in de bijlagen iets duidelijker.
Het is onmogelijk beknopt weer te geven wat de 193 paginas van boek 25 allemaal te zeggen hebben, en iedere beschrijving van een handeling of intentie die opgedragen kan worden aan het geheel van het ademend leven is het waard hier voluit vermeld te worden -- maar dat kan niet. Daarom zijn een paar korte passages gekozen, die meestal ook nog iets vertellen over de bron ervan, of iets vertellen over soortgelijke passages in andere geschriften.

(1) Over de wortels van het goede (zie ook cultuurverschillen) werd al gesproken in boek 23. Boek 25 is veel concreter in de beschrijving ervan en zegt dat deze wortels van het goede gecultiveerd worden om alle levende wezens te redden. De hier getoonde lijst verheven kwaliteiten komen we ook tegen in de vroege geschriften, de Nikāyas van de Pāli-canon en in de Āgamas van de Hybrid-Sanskriet tegenhanger. Wat bijzonder is aan de Avatámsaka-lijst is dat deze kwaliteiten hier 'transcendent' worden genoemd, lokòttara in technische bewoordingen, vanwege de doelstelling ten bate van zowel het algemeen, als ten bate van het praktizerende individu. Deze kwaliteiten stijgen dus uit boven het gewone 'alledaagse' goed doen omdat dat de norm is en wel lekker aanvoelt.


De lijst is dan, met een toevoeging tussen haken van de Pāli-, resp. (Hybrid-)Sanskriet-term:
  1. transcendent geven (P.,S. dāna),

  2. idem zuiverheid van discipline (P., S. sīla),

  3. idem geduldige verdraagzaamheid (P. khanti, S. ksanti),

  4. idem energie (P., S. víriya),

  5. idem meditatie-contemplatie (P., S. samādhi),

  6. idem wijsheid (P. (p)añña),

  7. idem mededogen (P., S. karunā),

  8. idem vriendelijkheid (P. metta, S. maitri),

  9. idem vreugde over het geluk van anderen (P. muditā),

  10. idem gelijkmoedigheid (P. upekkha, S. upeksā).


De vier laatste gegevenheden, mededogen, vriendelijkheid, vreugde over het geluk van anderen, en gelijkmoedigheid, worden de Verheven Verblijfplaatsen genoemd, de brahmavihāra.

In tegenstelling tot wat wel eens beweerd wordt krijgen kinderen van Boeddhistische ouders, althans in Azië, wel degelijk een boeddhistische opvoeding. Daarbij worden hen de eerste drie van de Verheven Verblijfplaatsen voorgehouden, en wordt de vierde vervangen door hulpvaardigheid en beleefdheid.
Uiteraard cultiveren niet-Boeddhisten deze kwaliteiten ook, maar niet binnen het kader van de wens tot boeddhaschap die in dit boek 'transcendent' wordt genoemd. Er zit een waarom en een daarom achter.

Niemand is in staat om recht vanuit de wieg aan de Tour de France mee te doen. Niemand is in staat om vanuit het (bijna) niets de boeddhistische praktijk te beoefenen. De brahmavihāra zijn een eerste gemakkelijke stap. Daarbij wordt het in sommige zenkringen verfoeide woord 'verdienste', puñña, genoemd. Omdat het zo'n verfoeid woord is, is een langharige Amerikaanse leraar er toe over gegaan dit te omschrijven met 'mental imprints'. Dat is dan wel verteerbaar, vooral omdat hier het Engels wordt gebruikt. In ieder geval wordt hier verwezen naar de op de weg naar boeddhaschap te accumuleren goede kwaliteiten, inzichten, kennis, en juist handelen en spreken.
We kunnen hier ook nog eens verwijzen naar een publicatie van de Jikoji-tempel in Antwerpen, www.jikoji.com/eko/eko-031-040/eko03910.asp , ofwel www.jikoji.com/eko (eko 39 - 1988).




Temidden van de vele paginas over generositeit vinden we de volgende zinsnede:
"Ze [de Bodhisattvas] zijn toegewijd aan reciteren en leren, en vergaren 'de wortels van het goede' doorheen onmetelijke kennis."
En ook deze praktijk staat in het teken van het niet laten uitsterven van de opvolgingslijn (lineage) van de Boeddhas. Vooral in het westen mogen velen denken dat je al genoeg doet door meditatie te beoefenen - waarbij boekenwijsheid dan maar een sta-in-de-weg zou zijn -, maar, eerlijk gezegd, zouden er de ijverige, alzijdige leraren uit het oosten niet zijn, dan was de Boeddha-Dharma in het westen 25 jaar na binnenkomst uitgestorven, en werden de geschriften hooguit nog bewaard in curiosa-collecties.




Het is bijna zeker dat deze versie van boek 25 is gecomponeerd door een Geïnspireerde uit de Himalaya-regionen.
Een eerdere versie, of vertaling, van deze leerrede wordt de (d)Jin-versie genoemd. Die versie komt uit de Chinese invloedssfeer en wordt ook gehanteerd in het koreaanse boeddhisme. Die Jin-versie is veel beknopter dan de lange voorliggende vertaling, en werd bestudeerd door Wŏnhyo (617 - 686) die vandaag wordt gezien als de stichter van het Koreaanse zen. De in 2012 gereedgekomen serie werken over het Koreaanse boeddhisme, uitgegeven door de Jogye Orde, zegt dat "hij (Wŏnhyo) het schrijfgereedschap (the brush) neerlegde" op het moment dat hij een commentaar op dit boek zou maken. Er wordt gesuggereerd dat Wŏnhyo op dat moment het eerste van de tien stadia van bodhisattvaschap bereikte.

In de versie waar deze website naar verwijst wordt bijvoorbeeld gesproken over het aanbieden van boterlampen, een gebruik in Tibet en omstreken. In de passages over het grote geven, en vooral het geven of opgeven van het eigen lichaam, moeten we denken aan de Tibetaanse praktijk van chöd, die bloedgevaarlijke tantrische methode die deels gebaseerd is op Bön-praktijken zoals het gelukkig in onbruik geraakte jaarlijkse scape-goat gebeuren, en deels geïnspireerd is door Hindu-sadhus in hun laatste levensdagen. Niet zelden leidde de Chöd-praktijk tot zelfdoding zoals blijkt uit bijvoorbeeld een nagelaten gedicht van Longchenpa. Deze praktijk is nog niet officieel en met luider stemme in de ban gedaan, en lijkt rond 2011/2012 als rechtvaardiging te zijn gebruikt door die Tibetanen die hun wens naar onafhankelijkheid van Tibet kracht bijzetten door zelfimmolatie. Andere tradities ontvangen dit met afgrijzen en onbegrip, ook al wordt in de [d]Játakas, de Geboorteverhalen, verteld dat Boeddha, toen hij nog een Bodhisatta was, meermaals zijn lichaam opofferde omdat hij daarmee anderen kon redden.

Er moet aangenomen worden dat de auteur van deze lange versie van boek 25 hele stukken tekst heeft toegevoegd aan de beknopte Jin-versie.
Overigens moet opgemerkt worden dat ook in boek 25 wordt gesproken over het "Rijk van de werkelijkheid" dat in het zevende stadium van boek 21 wordt beschreven; hier wordt een thema doorgezet.






Naar bijlage 1 | Naar bijlage 2 | Naar bijlage 3 | Naar bijlage 4 | Naar bijlage 5

Naar de startpagina


Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme