Pad van vertrouwen - tekst 1

MAHĀYĀNA SRADDHOTPĀDA SHASTRA


Het Ontwaken van Gelovig Vertrouwen in de Mahāyāna

vervolg eerste tekstdeel





HET BEWUSTZIJN IN TERMEN VAN HET FENOMENALE
Het Opslagbewustzijn

Het bewustzijn, zolang het wordt gezien als een fenomeen dat doorheen samsara gaat, vindt zijn basis in de "Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen" (Tathāgatagarbha). Dat wat het Opslagbewustzijn (álayavijñāna) wordt genoemd is datgene waarin een harmonieus samengaan is tussen noch-geboorte, noch dood (ofwel nirvāna) enerzijds, en geboren-worden en sterven (samsāra, het fenomenale leven) anderzijds. Niettemin, beide zijn noch identiek gelijk, noch van elkaar verschillend. Dit bewustzijn heeft (dus) twee aspecten die zowel alle geestesgestalten zijn, als deze insluiten en creëren: dit zijn 1/ het aspect van verlichting, en 2/ het aspect van niet-verlichting.

Het aspect van Verlichting

De essentie van bewustzijn is vrij van mentaal bezig zijn. Het karakteristiek van dat wat vrij van denken is valt te verklaren aan de hand van het beeld van de het luchtruim die in alles doordringt. Het enkelvoudige aspect van de Dharmadhātu is niets anders dan de ongedifferentieerde Dharmakaya, dat ook omschreven kan worden met "het Essentie-lichaam van de Zo-gekomene (Tathāgata)." Daar het (de essentie van bewustzijn) gevestigd is in de Dharmakāya, daarom heet het "oorspronkelijke verlichting." Waarom? Omdat "oorspronkelijke verlichting" naar de essentie wijst, dit in tegenstelling tot het proces van actualiseren tot aan die staat van oorspronkelijke verlichting toe. Het actualiseren van verlichting is niets anders dan de identiteit tussen dit proces en oorspronkelijke verlichting.

Niet-verlichting vindt (als gevolg) zijn basis in de oorspronkelijke verlichting. Het is omdat er niet-verlichting is dat er gesproken kan worden over het proces van actualiseren van verlichting.

Om nu verlicht te zijn tot aan de bron van bewustzijn wordt uiteindelijke, finale verlichting genoemd. En niet-verlicht zijn tot aan de bron van bewustzijn heet hier niet-uiteindelijke, niet-finale verlichting.

Wat is de betekenis hiervan? Een gewoon mens wordt zich ervan bewust dat zijn vorige gedachte of denkwijze verkeerd was. Op dat moment is hij in staat het opnieuw ontstaan van dergelijk mentaal bezig zijn uit te doven (nirodha). Hoewel dit soms ook verlichting wordt genoemd, is het niet (-uiteindelijke, of niet-finale) verlichting.

De wijze (Chin.: shengren) volgelingen van het Kleine Voertuig, en ook de bodhisattvas die zich nog in het aangvangsstadium bevinden worden zich bewust van de veranderende staat (añathatva) van het denken, en geraken zo vrij van het vergankelijke mentaal bezig zijn. Omdat ze zo de meer grove vormen van hechten, ontstaan op basis van onderscheiden (vikàlpa) achtergelaten hebben, wordt dit oppervlakkige verlichting genoemd.

Bodhisattvas (in de hogere stadia) worden zich bewust van de blijvende staat van bewust zijn, alhoewel zij er in hun voortgang niet door worden weerhouden. Omdat ze vrij zijn van die gedachten van een neofiet die gebaseerd zijn op onderscheiden, wordt hun staat van geest "naderen van verlichting" genoemd.

Die bodhisattvas die (alle tien) de stadia doorlopen hebben, en die vlotte en vaardige middelen (upāya) in praktijk hebben gebracht zullen (plotseling, of) in een moment het eenzijn (van het absolute en het fenomenale) ervaren. Ze zullen zien hoe mentaal bezig zijn ontstaat ([d]jati), en dan zullen ze vrij zijn van enigerlei actief mentaal ageren. Omdat ze ver verwijderd zijn van zelfs de subtielste gewilde gedachte zijn ze in staat een inzicht te krijgen in de oorspronkelijk (of natuurlijke) staat van bewustzijn. (Het inzicht) dat bewustzijn eeuwig is, wordt "uiteindelijke, finale verlichting" genoemd. Daarom wordt in een soetra gezegd dat wanneer een mens in staat is zich gewaar te worden van dat wat voorbij het mentaal ageren gaat, deze persoon op weg is naar de Boeddhawijsheid.

Hoewel er wordt gezegd dat er in het bewustzijn een ontstaan van gedachten is, valt er geen aanvang als zodanig te herkennen. En toch, zeggen dat de aanvang gekend is betekent dat het gekend wordt als voorbij denken. Daarom wordt van alle gewone mensen gezegd dat ze niet-verlicht zijn omdat ze een voortdurende gedachtestroom hebben, en nooit vrij zijn geweest van denken; daarom wordt er van hen gezegd dat ze in onwetendheid zonder begin verkeren. Verkrijgt een mens dat wat vrij is van mentaal ageren, dan weet hij hoe dit karakteristiek voor bewustzijn ontstaat, verblijft, verandert, en ophoudt, want dat is identiek aan dat wat vrij is van gedachten. Maar onthoudt: in werkelijkheid is er geen verschil tussen het actualiseren en verlichting zelve, en de vier staten (van ontstaan tot en met verdwijnen) bestaan gelijktijdig; geen van hen is onafhankelijk; ze vinden alle geboorte in verlichting.

Ik herhaal, oorspronkelijke verlichting, zodra het wordt geanalyseerd in relatie tot de bezoedelde staten (de relatieve (samvrti) wereld) presenteert zichzelf met twee attributen. Het ene heet "Zuiverheid van Wijsheid", en het andere "Het Bovenredelijke Functioneren."

Dankzij het doordrongen zijn (vásana) van Dharma's invloed komt een mens ertoe zich volledig te disciplineren, en perfectioneert hij alle vlotte en vaardige middelen (upāya). Als gevolg breekt hij door het (Opslag)bewustzijn heen, brengt de stroom van denken tot staan en manifesteert de Dharmakaya, want op deze wijze zuivert zich zijn oorspronkelijke wijsheid (prajñā).

Wat betekent dit? Alle gestalten (làkshana) van (de zeven) bewustzijn(en) zijn onwetendheid. Onwetendheid bestaat niet apart van verlichting, en daarom kan het niet vernietigd worden, noch kan het niet niet-vernietigd worden. Dit is vergelijkbaar met de relatie tussen het water van de oceaan en zijn golven die door de wind worden opgejaagd. Water en wind zijn onafscheidelijk, maar water is van nature niet mobiel, want wanneer het ophoudt te waaien houdt de golfbeweging ook op; echter, de aard van natheid (van water) blijft onvernietigbaar. Zo ook wordt het bewustzijn, dat van nature zuiver is, opgejaagd door de winden van onwetendheid. Noch bewustzijn, noch onwetendheid hebben enigerlei eigen vorm; ze zijn onafscheidelijk. Niettemin is bewustzijn naar zijn (oer-)aard niet mobiel — houdt onwetendheid op, dan houdt het mentaal ageren ook op. Maar de zelf-aard van wijsheid (prajñā) blijft onvernietigd, zoals het was.

(Wie daar is aanbeland) is in staat allerlei buitengewone condities tot stand te brengen, want zijn wijsheid is zuiver. De manifestaties van zijn talloze uitmuntende kwaliteiten kent geen eind. Zich aan de capaciteiten van anderen aanpassend reageert hij spontaan (zonder pre-meditatie).

De karakteristieken van de Essentie van Verlichting.

De karakteristieken van de essentie van verlichting hebben vier bijzonder (grote) betekenissen die vergelijkbaar zijn met de het luchtruim of met een heldere (lege) spiegel.

Ten eerste, over een spiegel die waarlijk leeg is: Het (de karakteristieken van de essentie van verlichting) is vrij van alle kenmerken van geestesconstructen, en heeft van zichzelf niets te tonen, want hij (is noch fenomenaal, noch abstract, en) weerspiegelt geen enkel beeld.

Ten tweede, over een spiegel die (een daarin weerspiegeld beeld beïnvloedt — vāsana, en) dient als de primaire oorzaak (van mentaal functioneren). Dat wil zeggen, dit is waarachtig niet-ledig; daarin verschijnen alle objecten van de wereld, en noch verdwijnen ze er uit, noch verschijnen ze er in, noch gaan ze er uit verloren, noch raken ze er in vernietigd. Hier is het eeuwige, durende, ongedeelde bewustzijn, want alle fenomenen (van de geest) zijn echt (d.w.z. naar hun aard zuiver), en geen van de onzuivere dingen (van de wereld) is in staat het te bezoedelen — want de zelf-aard (svabhāva) van wijsheid verblijft, onberoerd; het is voorzien van een onbezoedelde kwaliteit en beïnvloedt alle wezens.

Ten derde, over een spiegel die vrij is van objecten. Hierover kun je spreken omdat de niet-ledige staat echt is, en zuiver en helder vanwege het feit dat er geen hindernissen (mee verbonden) zijn, hindernissen van zowel affectieve als intellectuele aard, en zo overstijgt het de karakteristieken van het samengestelde (samskrta).

Ten vierde, over een spiegel die doordrenkt (vāsana) en een meewerkende oorzaak (pratyáya) is. Dit (deze bewustzijnsstaat) is vrij van objecten, ze zet de mensheid in het licht en spoort hen aan hun capaciteiten ten goede aan te wenden; ze presenteert zich overeenkomstig hun verlangens (,zoals een spiegel iemands verschijning presenteert).

Het aspect van niet-verlichting

Wanneer het een-zijn met Zoheid niet waarachtig wordt gerealiseerd verrijst niet-verlicht bewustzijn, en als gevolg daarvan de daarmee verbonden gedachten(stroom). Aan deze gedachten(stroom) kan geen enkele waarde worden toegekend, en als gevolg zijn ze niet-onafhankelijk van oorspronkelijke verlichting. Vergelijk met een man die de weg is kwijtgeraakt: zo iemand heeft een verward richtingsgevoel. Zou hij volkomen vrij zijn van ook maar enigerlei gedachte over richting, dan zou er voor hem ook niet zoiets zijn als verdwaald geraken. Zo vergaat het de mens: omdat men ideeën heeft over verlichting, daarom is men verward. Maar zijn we vrij van enigerlei notie over verlichting, dan kan er niet zoiets als niet-verlichting zijn. Omdat er niet-verlichte, misleide geesten zijn, daarom spreken we te hunnen gerieve over ware verlichting, wel wetend waar die term voor staat. Onafhankelijk van het niet-verlichtte bewustzijn zijn er geen onafhankelijke kenmerken van ware verlichting, zaken waarover gediscussieerd zou kunnen worden.

Vanwege zijn niet-verlichte staat produceert het (onwetende bewustzijn) drie aspecten die aan niet-verlichting vastgeklonken zitten, er onafscheidelijk mee verbonden zijn.

Ten eerste is er de activiteit van onwetendheid. De, als gevolg van zijn niet-verlicht zijn, in beroering zijnde geest heet activiteit. Is er de verlichte staat, dan is er geen beroering. Is er wel beroering dan is onbevredigd zijn (duhkha) het gevolg, want het resultaat (onbevredigd zijn) is niet onafhankelijk van zijn oorzaak (niet-verlichting).

Ten tweede is er het waarnemend subject. Omdat er beroering is verrijst het waarnemend subject (d.w.z. het ik-bewustzijn). Is er geen beroering, dan is het (bewustzijn) vrij van waarnemen.

Ten derde is er de wereld-van-objecten. Omdat er het waarnemend subject is verrijst — en dit is een dwaling — de wereld-van-objecten. Afgescheiden van het waarnemen zal er geen wereld-van-objecten zijn.

Geconditioneerd door de wereld van objecten produceert (het bewustzijn) zes aspecten.

Als eerste is er het aspect van intellectualiseren. Op basis van de waargenomen wereld-van-objecten gaat het bewustzijn onderscheid aanleggen tussen (,bijvoorbeeld,) houden-van en niet-houden-van.

Als tweede is er het aspect van continuïteit. Vanwege het aanwezig zijn van het intellect produceert het bewustzijn een gewaar zijn van plezier en pijn met betrekking tot de dingen, de wereld-van-objecten. Het bewustzijn, dat gedachten produceert en aan die objecten gebonden zit, zal hier onophoudelijk mee doorgaan.

Als derde is er het aspect van gebondenheid. Vanwege dat continuüm (het gedachteproces) ontwikkelt de geest, die gedachte op gedachte stapelt aangaande de wereld-van-objecten, en die zich (daaraan) vastklampt, gehechtheden.

Als vierde is er het aspect van onderscheiden (vikàlpa) van namen en letters (d.w.z. concepten). Vanwege hechten, hetgeen verkeerd is, analyseert (het bewustzijn) woorden die niet meer dan provisorische constructen zijn (en derhalve zonder intrinsieke waarde zijn).

Als vijfde is er het aspect van geboorte geven aan karma. Steunend op die namen en letters onderzoekt het bewustzijn namen en woorden en raakt er aan gehecht; zo creëert het menigerlei vorm van onheilzaam karma.

Als zesde is er het aspect van onbevredigd zijn als gevolg van (dat opgebouwde) karma. Omdat er karma is zal het bewustzijn de gevolgen moeten dragen en niet vrij zijn.

Men zou dienen te beseffen dat onwetendheid allerhande bezoedelde staten kan produceren; alle bezoedelde staten zijn aspecten van niet-verlichting.

De relatie tussen verlichting en niet-verlichting

Er bestaan twee relaties tussen wel en niet verlicht zijn. Dit zijn de staten van "identiteit" en "niet-identiteit."

1/ Identiteit

Net zoals verschillende soorten potscherven dezelfde identiteit hebben, in de zin dat ze van klei gemaakt zijn, zo is het ook met de verschillende illusiegelijke manifestaties (māyā) van zowel niet-bezoedeld zijn als van onwetendheid (avidya). Dat wil zeggen: ze zijn beide aspecten van dezelfde essentie, n.l. Zoheid. Daarom zegt een zekere soetra: alle wezens verblijven in de staat van eeuwigdurend, en zijn (vanaf het begin) nirvāna al binnengegaan. De staat van verlichting is niet iets dat middels praktizeren aangeschaft kan worden; ze kan ook niet gemaakt worden. Alles welbeschouwd is het onbereikbaar (want "ens-loos"). Het heeft bovendien geen lichamelijk aspect dat als zodanig waargenomen kan worden. Welke zichtbare lichamelijke manifestatie dan ook, is een illusiegelijk voortbrengsel voortkomend uit bezoedelingen. Het is echter niet zo dat de lichamelijke aspecten van wijsheid (d.w.z. die zich manifesteren als resultaat van bovenredelijk functioneren wel) de niet-lege aard bezitten, want wijsheid heeft geen aspecten die je zou kunnen waarnemen.

2/ Niet-identiteit

Net zoals verschillende potscherven van elkaar verschillen, zo bestaat er ook een verschil tussen die (fenomenen danwel wezens die zich manifesteren) overeenkomstig de bezoedeling, resp. (mensen) die door onwetendheid bezoedeld zijn waar het de essentiële aard van Zoheid aangaat.

De Oorzaken en Condities voor het Verblijf van de mens in Samsara

Dat de mens in samsara verkeert resulteert uit het feit dat zijn twee vormen van bewustzijn (resp. manas, het denken, en vijñāna, (zie tekst 4: het continuerende bewustzijn) zich ontwikkelen op grond van het Opslagbewustzijn (citta). Dit betekent dat er van hem, vanwege (zijn niet voorbij kunnen gaan aan) het Opslagbewustzijn, gezegd kan worden dat hij onwetendheid bij zich draagt.

Toelichting

"Het Opslagbewustzijn":
— "... noch identiek gelijk, noch van elkaar verschillend ..." . De uitdrukking is bekend geraakt uit de woorden van de monnik Fazang.

Het tekstgedeelte onder "het aspect van verlichting":
— "De wijze volgelingen van het Kleine Voertuig, ...". Hier is de chinese term shengren toegevoegd als vertaling van "wijze". "De Wijze" is een van de termen die het antieke China gebruikte voor een persoon die zijn levensbeschouwelijke einddoel had bereikt. In dat opzicht is sheng-ren hier enigszins voorbarig, maar we moeten onthouden dat de gecultiveerde Chinees uit die tijd, en ook nog later, zich graag uitputte in lovende bewoordingen jegens hen die zich tegenover hen bevonden.

— De volgende passage is hier herschreven met toevoegingen tussen haakjes:
Het actualiseren van verlichting (,de praktijk die moet leiden tot,) is (echter) niets anders dan de identiteit (tonen) tussen (dit proces) en oorspronkelijke verlichting (want, immers, zowel samsāra als nirvāna zijn producten van een en hetzelfde bewustzijn).

— "... bron van bewustzijn ..." Ongetwijfeld is het in de Lanka gebezigde woord bhutakoti, grens aan de realiteit, identiek aan de hier genoemde bron.

— De volgende zin wordt hier met toevoegingen tussen haakjes herhaald: "Bodhisattvas (in de hogere stadia) worden zich bewust van de blijvende staat van bewust zijn; alhoewel zij (d.w.z. hun bestrevingen) er in hun voortgang (doorheen de stadia) niet door worden weerhouden." Zie voor de bodhisattva-stadia de aantekeningen bij de Lanka.

— "(Het inzicht) dat bewustzijn eeuwig is, ...". Wat hier "bewustzijn" wordt genoemd zal de Tathāgatagarbha zijn. In zoverre wijkt deze praktijk dus af van de puur zen-gerichte. Hier, in de Tathāgatagarbha-theorie, wordt de voortgang door samsāra verklaard aan de hand van een substraat, ofwel de Schoot-enzovoorts zijnd, ofwel daaruit voorkomend, dat als het ware de materie is of levert voor zo'n doorgaand proces. Zie hiervoor de woorden van de eerw. Yin-shun.

— De zin: "Hoewel er wordt gezegd dat er in het bewustzijn een ontstaan van gedachten is, valt er geen aanvang als zodanig te herkennen." Uiteraard wordt hier impliciet verwezen naar het begrip ledigheid of sunyatā. Zie hiervoor de woordenlijst bij de Lanka.

— "Dankzij het doordrongen zijn ...". Het "doordrongen zijn" wordt in de Lanka gewoontepatronen.
. Zie voor PRAJÑĀ Lanka, hoofdst.2.
. De zin, "Dit is vergelijkbaar met de relatie tussen het water van de oceaan ..." is een vergelijking die ook in de Lanka voorkomt, met name in tekst 40, maar ook in teksten 1 en 12. Ook in de Suràngama soetra komt deze vergelijking voor.

— "... toont zich in velerlei vormen en doet de wezens goed." Deze zeer geliefde passage vinden we doorheen de Avatámsaka soetra, met name in het boek De Tien Stadia, en ook in de Lotus soetra, in het gedeelte over Avalokiteshvara bodhisattva.

Het tekstgedeelte "De karakteristieken van de Essentie van Verlichting.":
— De passage over de spiegel: :... noch verdwijnen ze er uit, noch verschijnen ze er in ..." In deze zin moet niet de nadruk worden gelegd op de spiegel of op het vermogen tot weerspiegelen, maar op de fenomenen die, ens-loos zijnd, niet kunnen verschijnen of verdwijnen.
. Zie voor meewerkende (secundaire) oorzaak, pratyáya, de notities bij tekst 29 van de Lanka.

Het tekstgedeelte onder "Het aspect van niet-verlichting":
— "Aan deze gedachten(stroom)..., en als gevolg zijn ze niet-onafhankelijk ..." Ook hier wordt gezegd dat samsāra en nirvāna een zijn.
. De wereld-van-objecten. Zie hiervoor de Lankāvatāra soetra.

Het tekstgedeelte "De Oorzaken en Condities voor het Verblijf van de mens in samsāra":
— de termen citta, manas en vijñāna. In welke zin citta, het Opslagbewustzijn, en manas, het denken begrepen moeten worden, wordt duidelijk in de tekst en komt overeen met de verklaring daarover in de Lankāvatāra soetra. Vijñāna echter wordt in deze shastra, zie tekstgedeelte 4, omschreven als het "continuerende bewustzijn" of het "onderscheidende bewustzijn", en heeft als zodanig een actievere rol dan het in de Lanka wordt toegekend.




Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme