Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






Uzbekistan, archeologische vondsten
Turkmenistan, de stoepa te Merv



De Uzbeekse krant liet op 1 augustus 2014 weten dat er een nieuwe commissie ingesteld gaat worden die het culturele en archeologische erfgoed gaat bewaken en regelen.

De krant illustreerde het met een foto van een van de oude moskeeën in Tashkent die er ooit in mijn koffietafel-fotoboek minder in verval van afkwam dan de foto nu laat zien. Dus de commissie kwam niet te vroeg, en hopelijk ook niet te laat.
De belangrijkste taak van de commissie, zo werd gezegd, zou het coördineren zijn van activiteiten, met name ook de publiek-private ondernemingen. Niet onbelangrijk is dat de commissie, respectievelijk het overheidsdepartement zijn eigen broek moet gaan ophouden, en daar kan het schoentje wel eens gaan wringen.

In 2011 en in 2012 werd melding gemaakt van archeologische arbeid met betrekking tot restanten van het boeddhisme in Uzbekistan. In 2011 werd geschreven over vondsten bij de tempel van Kara-tepa in Termez. De foto toont een van de vondsten, een kleine aardewerken pot met 151 munten uit de Kushan-periode (spreek: koesjaan), 1ste tot 3rde eeuw. Een van de munten toont aan een kant het protret van koning Kánishka (127-151) die door een wiki-medewerker een Tataren-keizer wordt genoemd — of dat waar is, is de vraag — en aan de andere kant van de munt staat die van de perzische god Mithra.
Als zodanig is zo'n munt een van die voorbeelden van internationale betrekkingen tussen boeddhistische (tijdelijke) settlers en andere culturen. De Mithras-cult ging vooraf aan het zoroastrianisme. Ook deze Mithras-religie is in eerste instantie beschreven door de vijanden ervan; wat er over bekend is, is dus net zo kleurrijk als al die verhalen ver egyptische koningen uit het verre verleden.

Dit relief werd de eerste dagen van 2023 online getoond. In januari 2023 werd in Parijs een tentoonstelling ingericht met dit artefact waarop we Boeddha zien "omringd door twee monniken". Die twee moeten Sariputta / Sariputra en Moggallana / Maud-galya-nana zijn geweest. En in dat geval was het een Kleine Voertuig-stroming die hier geleefd heeft.



In november 2012 was er ook al sprake van een vondst. Een Uzbeeks-Frans team had twee maanden daarvoor een kalkstenen en goed bewaard gebleven "relief" gevonden op de muur van een ooit tempel op de Chingiz-heuvel in het oude deel van Termez. Het beeldt een rijk gekleed echtpaar af waarvan de betekenis niet bekend was. Er werd op deze plaats geopperd dat het hier om donoren-supporters van de tempel zou kunnen gaan, maar zekerheid daarover is er uiteraard niet. Het stuk staat nu in het museum van Termez. Het zou uit de 4de-5de eeuw kunnen stammen.


Turkmenistan, Merv
augustus 2014
In de maand augustus vond een eerste proef plaats met toerisme op grotere schaal naar Turkmenistan, de staat ten westen van Uzbekistan, grenzend aan de Kaspische Zee.
De meest westelijke stoepa, althans uit de oudheid, werd gebouwd in Merv, in de tijd van het Sassanidische Rijk. (224 - 7de eeuw)
Beide huidige staten maakten ooit deel uit van het Perzische Rijk en zowel Josef Wiesehöfer als Johannes Saltzwedel wijzen er op dat daar de wortels van alle nu nog bekende religies liggen. Of anders gezegd, Zoroaster (Zarathustra) verkondigde een filosofie waar latere stromingen uit geput zouden hebben. Zo is het nu als Sankrietwoord bekende artha een oorspronkelijk Perzisch woord: arta. "Paradijs", in Perzië begrepen als aards paradijs met onderaardse waterlopen ter bewatering van de tuinen, heeft een Perzische oorsprong: paridaida. Het uit het Pāli en het Sanskriet bekende ontkennende voorzetsel -an heeft Perzische wortels. De nu Indiase godin Saràsvati was al bekend in het antieke Perzië. Het eveneens in India bekende soma, een drank waarvan we de oorsprong niet meer kunnen achterhalen had in Perzië dezelfde naam. Het uit het Pāli en Sanskriet bekende deva, hemeling, heette in het Perzisch daeva — zie de pagina. Het woord gátha, zang, kloonde zich van het Perzisch naar het Pāli en het Sanskriet.

Aan een van de Londense universiteiten is Merv in Turkmenistan een "project" geworden, maar de stoepa-restanten zijn daar toch geen thema. Dat is ook geen wonder, zeggen we dan. Kijkend naar de foto die John Falconer ervan online heeft geplaatst, moet je al weten wat het is voordat je het als zodanig herkent (de min of meer halvemaanvorm onderaan). Travel Adventures toont de oostzijde, dat is ietsje duidelijker, en Le Huu Phuoc is een van de architectuur-specialisten die deze Gyaur-kala stūpa beschrijft, voor zover mogelijk. In ieder geval zien we dat de basis ervan is opgetrokken uit het voorhanden materiaal: aarde. Mogelijk is het ooit bekleed geweest met een of ander hard materiaal, maar dat blijft een beetje een vraag. De naam Gyaur Kala, "City of the Infidels", stad van de ketters, is later pas gegeven nadat moslims de streek hadden bekeerd.

Overigens waren Mongoolse troepen al in 1221 voorbij getrokken, en ook al is er weinig of niets over bekend, ook Genghis Khan maakte gebruik van tibetaanse huursoldaten, en het kan op de vleugels van deze tibetaanse troepen zijn geweest dat monniken meereisden naar Het Paradijs in het Westen.
Dat vergt enige uitleg. Nadat de boeddhistische wereld bekend was geraakt met het kleine oeuvre dat rond Amitābha Boeddha werd geschreven werd het thema "het Reine Land bereiken" een hoofdthema niet alleen in Oost-Azië, maar ook in een deel van het Himalaya-boeddhisme. De monnik die deze canon volgde streefde er naar Amitābha's Paradijs te bereiken. En als het al niet in het uiterste westen, dat wil zeggen, in Turkmenistan (zoals het vandaag heet) gevonden kon worden, dan zat je er toch dicht bij. En dus is het mogelijk dat de islamitische legers die Gyaur Kala, de stad van de ketters bereikten, geen Indiërs aantrof maar Tibetaanse monialen en hun achterban die over de Indische aanwezigheid waren heengewalst, zie de geschiedenis van Nalanda.

Het British Museum heeft een Merv (of Mary) collectie. Wat daar aan boeddhisme-gerelateerde artefacten wordt bewaard lijkt heel gering te zijn. Als de bel met koeienkop (gaur) al boeddhistische roots heeft, dan lijkt het de enige verwijzing te zijn. Het Nationaal Museum van Japan heeft het hier getoonde boeddhistische standbeeld uit de 5de eeuw, zonder hoofd, uiteraard, dat sla je er af, gelovig moslim zijnd. Het zou de Boeddha-figuur kunnen zijn, maar dan misbegrepen door een latere ambachtsman-kunstenaar. Boeddha zit niet met gevouwen handen in eerbied naar zichzelf.








Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme