Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






MAITREYA, DE KOMENDE BOEDDHA

Pagina 2

Klik naar de volgende bijdragen:







Het Gandhara-tijdperk

In de tijd dat boeddhisme sterk was in de streek die Gandhára wordt genoemd, een streek die delen van Noordwest India, Pakistan en Afghanistan beslaat, moet er een diepe verering voor Maitreya zijn geweest, getuige de manuscripten en afbeeldingen die daar zijn gevonden.

De afbeelding hier toont een typisch Gandhára-werk, uit de Kushan-periode, waar Maitreya als een werkelijke Heer wordt afgebeeld. In deze tijd heeft Maitreya zeker de zelfde hoge status als Shakyamuni Boeddha.

Dat Maitreya door dit "westelijke" boeddhisme werd beschouwd als leerling van Boeddha — maar dan nu de Oer-Boeddha Vairocana — vindt zijn grond in het 39ste boek van de Avatámsaka Soetra, de Bloemenkrans-soetra die werd opgetekend langs de Zijderoute en voor het eerst aan het licht kwam in de plaats Khotan, een paar eeuwen na het overlijden van Sakyamuni Boeddha. In dat Avatámsaka-boek, "Het binnengaan in het Werkelijke Land", trekt de jongeling Súdhana langs een 52-tal leraren en leraressen, om uiteindelijk, ogen geopend, weer uit te komen bij zijn oorspronkelijke leraar Samànta-bhádra Bodhisattva.
Op zijn tocht ontmoet Súdhana ook Maitreya, Boeddha's leerling. Dat wil zeggen, hij komt aan voor de Grote Toren waarin de (geestelijke) Schatten van Vairocana zich bevinden, en wel in de streek Samoedra-kàdzja (schrijf: Samudrakaccha); Samóedra betekent Oceaan, en kaccha betekent kust.
Lopend naar die toren, en er voor staand overweegt Súdhana de nadelen van het relatieve bestaan en de voordelen van het Volledig Verlicht zijn, onder andere doorheen het dienstbaar zijn.
Na enige tijd verschijnt Maitreya buiten deze toren, omringd door een menigte volgelingen, en benoemt alle perfecte kwaliteiten die Súdhana tot dan toe heeft vergaard. Hij begint zijn discours met:
"Kijk naar Súdhana, zuiver in geest, geboren uit een rijkdom die niet vergaat;
Op zoek naar de praktijk van verheven Verlichting is deze Wijze tot mij gekomen."

Hij eindigt zijn lange lofzang met:
"Bravo, Súdhana, ... spoedig zul je de perfectie van Boeddha bereiken."

Een ander uit die streken bewaarde verhaal gaat dan dat Boeddha Shakyamuni, voordat hij als mens op aarde verscheen, in het hemelse bereik Túshita verkeerde en daar Sveta-ketu heette.(3) Toen de tijd daar was om naar de wereld te gaan droeg hij het bewind over Túshita over aan Maitreya die daar, in afwachting van zijn eigen nederdalen, zijn wijsheid perfectioneert en zijn volgelingen onderwijst.

Er wordt wel gezegd dat de enorm grote Boeddhas op Sri Lanka, een aantal malen gebouwd door mahāyāna-stromingen die op zekere tijd het eiland moesten verlaten, Maitreya uitbeelden, en niet Shakyamuni of Gáutama.
Zekerheid daaromtrent zal er wel nooit komen.

Het meest opvallende is uiteraard dat men door de eeuwen heen een gezicht heeft willen geven aan wat er nog niet is.
Zie ook de deel-pagina over Mes Aynak in Afghanistan. (ook dit blog.




Tao-an
De woorden die nu volgen zijn overgenomen uit "Een Weg" jaargang 3, nummer 5, september 1998, een vroege uitgave van het Nederlandse www.buddha-dharma.nl.
Zie voor een bijdrage over Taoan (Daoan of Tao-An) en de monnik-vertaler Kumārajīva deze pagina.

Een van de grote devoten van Maitreya Bodhisattva, de Komende Boeddha, was de Chinese monnik Tao-An die in het jaar 385 op 73-jarige leeftijd overleed. Ondanks het feit dat het Noord-China van zijn tijd voor de zoveelste keer verscheurd werd door oorlog reisde Tao-An rond met een groot gezelschap monniken en lekenaanhangers.

Een aantal teksten over Maitreya, stammend uit Kashmir, het toenmalige thuisland van de Sarvasti-vādin - een boeddhistische traditie die tussen het vroege Pāli-boeddhisme en het latere Mahāyāna inlag - had China bereikt, zo vanaf de eerste jaren westerse jaartelling. Ook Tao-An nam kennis van die teksten. Maitreya werd door de Sarvastivādin beschouwd als de opperste beschermer van hen die de Dharma verklaarden. Zijn verering voor Maitreya nam als gevolg zeer letterlijke vormen aan. Hij nam letterlijk de oude Indiase leerling-guru-traditie over - beschouwde Maitreya dus als zijn spirituele meester.

Tegen het eind van zijn leven hielden Tao-An en zijn monniken een nieuwe, trendbepalende ceremonie. Daartoe lieten ze een beeld van Shakyamuni Boeddha in liggende houding vervaardigen. Die liggende houding is de houding op Boeddha's doodsbed, zijn houding in pari-nirvāna.
Daarvóór stelde hij een beeld op van de zittende Maitreya. Bovendien liet hij voor de gelegenheid een 16 voet hoog, staand, goudbedekt beeld van Shakyamuni vervaardigen: het glorieuze lichaam of de Sambhoga-kaya.
Deze drie beelden werden in de tempel te Hsiang-Yang opgesteld, waarschijnlijk op dezelfde wijze waarop we ze vandaag nog in de wat oudere tempels aantreffen. Bij het binnenkomen zien we in het midden van de eerste hal Maitreya. In een nis voor de offerande-tafel bevindt zich het liggende beeld van Shakyamuni Boeddha, en staand er achter, of op de altaartafel zelf bevindt zich het grote Shakyamuni Boeddhabeeld.

Staand voor deze drie legden de aanwezige monniken de gelofte af na hun overlijden te willen gaan naar de sfeer die Túshita wordt genoemd, om daar met Maitreya de juiste tijd af te wachten, om dan gezamenlijk terug te komen naar de aarde teneinde de juiste Dharma te hervestigen.

Er wordt op gewezen dat dit de eerste keer was dat een dergelijke pūja - eredienst, offerande - werd gehouden, en de eerste keer dat een dergelijke gezamenlijke gelofte werd afgelegd.

Een soortgelijke ceremonie zou de spirituele zoon van Tao-An, Hui-Yüan houden (spreek: hwei-jwan). Hier zou echter niet Maitreya centraal staan, maar Amitābha Boeddha.
De Komende Boeddha, Maitreya, is zeer verbonden geraakt met het bodhisattvastreven in samsara te willen blijven, of er naar terug te willen keren om de lijdenden bij te staan en de Boeddha-Dharma hoog te houden.

De naam van Maitreya wordt in het Chinees weergegeven als Milo Fo, in het Japans als Miroku, in het Vietnamees als Di-Lac, in het Koreaans als Mi-rug, en in het Tibetaans als Byams-pa.






De Ksitigarbha Soetra, of de Soetra over het Onderaardse (Earth Store), beschrijft de carrière van de laatstbekende grote Bodhisattva uit het Chinese boeddhisme. De Soetra gaat ook over de wijze van offeren die aangehouden zou moeten worden om mensen van hun lijden te kunnen verlossen.

In het vierde hoofdstuk, over de karmische retributies van levende wezens staat de volgende passage:
"Wereld-geëerde, omdat de Boeddha, de Zo-Gekomene, mij zijn adembenemende geestkracht heeft geschonken, neem ik (Ksitigarbha) vele vormen aan en red overal de levende wezens van hun karmische retributies, doorheen honderden, duizenden, miljoenen werelden. Ware er niet die grote mededogende kracht van de Zo-gekomene, dan zou ik niet in staat zijn tot dergelijke veranderingen en transformaties. Nu heeft de Wereld-geëerde mij zijn vertrouwen geschonken; tot de komst van Ājita zal ik alle wezens in de zes bestaansvormen helpen bevrijding te bereiken. En zo is het, Wereld-geëerde, maak u geen zorgen."

Ājita (Aadjita) in deze passage is, als in de Pāli-Geschriften, een andere naam voor Maitreya. "Omdat", zegt een van de paginas op Buddhist Door, "er niemand is die Maitreya kan overtreffen, daarom kan hij alles overwinnen. En omdat hij niet te verslaan is, daarom lacht hij altijd en is nooit boos. Het is uit deze kwaliteiten dat zijn wijsheid voortkomt." Zij gaat er ook van uit dat er een overdrachtelijke betekenis zou kunnen zijn: iemand die veel verdragen kan heeft "een grote maag".


Het gestalte krijgen van Maitreya Bodhisattva, zegt de Chinese Mi-le-hsia-sheng (De Maitreya-gestalte-krijgen Soetra) zal plaatsvinden na zesenvijftigduizend miljoen jaren [vanaf de geboortedag van Sakyamuni Boeddha].

Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de Oost-Aziatische boeddhistische gemeenschap alvast begonnen is het Reine Land op aarde te vestigen - zo lang willen we niet wachten, met onze handen over elkaar, in de blije hoop van ooit....
Maitreya, die dan Boeddha zal zijn, zal volgens die bron die het koreaanse boeddhisme vanaf de Silla-periode heeft aangenomen, verlichting bereiken onder de Yonghwa-boom. Daardoor zullen levende wezens gered worden. Het land waar Maitreya zal verschijnen, zegt deze soetra, zal vrij zijn van geweld en opstand; het zal vrij zijn van honger en andere ongemakken.
In die tijd zal er een chakra-vàrtin, een heerser "die het wiel [van zijn koninklijke wagen] in beweging houdt", zijn die deze nieuwe Boeddha helpen zal zijn Dharma te vestigen.
Dit verhaal werd in het Korea van die tijd zo bekend dat koning Chinhung de boeddhistische naam Póbon, Dharmawolk, aannam en de idealen van een chakra-vrtin ging naleven. Zij twee zonen kregen de namen Kumnyun (gouden wiel) en Tongnyun (bronzen wiel). Die namen geven aan dat deze beide zonen de twee wielen waren aan de koninklijke wagen die hun vader bereed.



juli 2015

Met het publiceren van de koreaanse canon door de Jogye Orde is meer bekend geworden over de drie commentaren op de Maitreya-manuscripten. Ze wijzen naar de noordelijke stromingen van het boeddhisme.
verder

Het hemelse bereik waar Japan van oudsher Maitreya situeert heet Tosotsu-ten, een 'verjapanisering' van Túshita. De Japanse traditie neemt aan dat mensen die zich buitengewoon sterk richten op deze hemelse sfeer daar van tijd tot tijd ook "in een visioen" naar toe worden getransporteerd om aan de voeten van Maitreya de kleine lettertjes van het boeddhisme te leren. Daarvoor verwijzen we ook naar de Indiase monnik-geleerde Āsanga die door Maitreya geholpen werd zijn Enkel-Bewustzijn-leer te formuleren.

Geteld vanaf ca het jaar 2000, zegt de japanse Shingon-traditie, duurt het nog zo'n 5.670.000 jaar voordat Maitreya als komende Boeddha naar de aarde komt. Hij daalt dan af naar berg Koya in Japan waar deze Shingon-traditie het grootste deel van de leer-interpretatie wijdt aan die manuscripten waarin Maitreya centraal staat.

Shinràn, de tweede in lijn van het japanse Reine Land-denken, nog meer dan zijn voorganger Rennyō, zette zich met het postuleren van alleen de drie leerredes rond Amitābha Boeddha, Amidá in het japans, af tegen de oude scholen op het eilandenrijk. Dat heeft er toe geleid dat een figuur of opvatting als die over de komende Boeddha, Maitreya, binnen die school onbekend is: de Amidist gaat na dit leven het Reine Land binnen en cultiveert daar totdat ook z/hij Boeddha is. In zo'n opvatting is geen plaats voor een - externe - komende Boeddha; het individu zelf is aan het eind van het proces tot boeddhaschap toegetreden. Zo geredeneerd is er dan ook geen behoefte aan een komende wereld nadat deze teneinde zal zijn, boeddhaschap is in zijn essentie immers voorbij tijd en ruimte.
Wanneer de Amidist al in materiële zin over de verre toekomst nadenkt, dan zal z/hij zich comfortabeler voelen bij het westerse lineaire denken — op weg naar een desnoods eindeloze toekomst, immer gerade aus, dan bij het circulaire denken van de rest van Azië.

(Deze japanse insteek wijkt af van de chinese oorsprong. Onder de gegeven doorklik zien we dat de 13de Patriarch van het chinese Reine Land-boedhisme (Djingtóe), meester Yin Kuang, Maitreya (Mi Le) meeneemt in zijn overwegingen door hem, als bodhisattva, niet als Boeddha (Fo) te postuleren als figuur die nog steeds "alle boeddhas in de tien windrichtingen" eert — en dus ook Amitābha!)

De stichter van het sōtō-zen daarentegen, Dōgen, had enige aandacht voor Maitreya. In zijn "Extensive Record" (A Translation of the Eihei Koroku) wordt een gesprek weergegeven dat ooit plaatsvond tussen de chinese monniken in deze zenlijn, Dong-sjàn (Ljàng-dzjée) en Djoenjoe, naar aanleiding van het ooit naar de aarde komen van Maitreya. Op meditatief (on)logische gronden wordt dan verklaard dat er niet zoiets is als Maitreya (omdat alles in en uit de geest is, of Lankāvatāra Soetra I, vn 27 sunyatā is). Dōgen, zo vervolgt de tekst, keurt deze opvatting dan goed. Dat wil niet zeggen dat deze japanse stroming het circulaire denken afwijst, of afwijst dat er een komende Boeddha zal zijn, maar op het moment van persoonlijk cultiveren hebben Dōgen en zijn navolgers er alleen even niets mee.





Het beeld van de dikke Boeddha heeft gestalte gekregen met een Chinese monnik, genaamd Chang Ding Zi (907 - 1060) als voorbeeld. Na zijn overlijden werd van hem gezegd dat hij een incarnatie van Maitreya was.
Posthuum heeft hij in Japan de naam Hotei gekregen, en in China Pudai. Met zijn omvang representeert hij de idealen van het goede leven, d.w.z. gezondheid, geluk, welvaart en lang leven.

Zegt de geleerde en nadenkende scribent van de Singapore E-Sangha: Boeddha Gáutama concludeerde dat deze wereld inherent en door-en-door ongelukkig of dukkha is." Zijn remedie was daarom in eerste instantie een afwenden van de wereld in de hoop op een gelukzaliger wedergeboorte in betere oorden, of liever nog op een totaal verlaten van het wiel van geboren-worden-en-sterven (samsara).
Binnen met name de Chinese gemeenschap is die analyse wel aanvaard, maar is de geneesmethode een andere geworden. Binnen een van nature opgewekt, en strevend volk viel dat afwenden van de wereld niet in goede aarde. Daarom is men in de woorden van Boeddha uitingen gaan zoeken die zouden wijzen op een (deels) andere analyse, en op een ander medicijn.
Die oplossing werd gevonden in Boeddha's woorden waarin hij al het bestaande als voorbijgaand en momentaan beschrijft. Het werd gevonden in zijn observering "dat Verlichting precies hier ligt, en niet ergens anders, en dat het Pad naar Verlichting een fundamentele toeneiging vraagt naar het bewerkstelligen van het heil van anderen." Aldus de E-Sangha-analyse.
Binnen deze analyse was er (weer) ruimte voor het goede leven, en worden we zelfs aangespoord een "zuiver land op aarde" tot stand te brengen, want doelloos honderdduizenden jaren wachten tot dat omslagpunt is bereikt, is niet het advies van de Boeddhas.

De Komende Boeddha af te beelden als een dikbuikige Boeddha past veel beter in het Oost-Aziatische geluksideaal van voldoende eten en een zekere welstand dan afbeeldingen van een ascetisch magere Boeddha zoals we die binnen de Indiase invloedssfeer vinden.
Hotei of Pudai draagt dan vaak een juten zak in een hand, en een klomp goud in de andere: rijst en geld, wat wil men meer. Bovendien wordt hij vaak omringd door een schare kinderen, symbolen voor een grote familie, dus voor geluk.
De meditatieve gemeenschap geeft Maitreya omringd door 5 kinderen echter nog een andere betekenis: daar zijn de vijf kinderen de vijf zintuigen die hun vingertjes in de oren en neusgaten van Maitreya steken zonder dat ze hem tot ergernis weten te brengen.

E-Sangha geeft de vertaling van een gedicht dat toegeschreven wordt aan Chang Ding Zi:

Milo (Maitreya), de ware Milo
Ontelbare keren wedergeboren
Van tijd tot tijd manifest
Mensen van deze tijd herkennen u niet
Alle bronnen beschrijven hem als dik, met rimpels in het voorhoofd, en een
witte, dikke buik die hij niet bedekt.


Een ander gedicht luidt:
Uit èèn aalmoezenkom eet ik het voedsel (gegeven door) duizend families
Helemaal alleen zwerf ik tienduizend mijlen rond
Zij die ik met goedkeuring beschouw, dat zijn er weinig
Onder de witte wolken zoek ik naar de Waarheid.


Er wordt gezegd dat Chang Ding Zi overleed in de Yueh-ling kloostertempel in de provincie Chekiang.

Het zal niemand verwonderen dat Japan in Hotei ook een iets andere figuur ziet, namelijk een van de Shichi Fukudjin, de zeven Shinto-goden van geluk. Daar zou hij dan de beschermheer zijn van de zwakken en de kinderen, van waarzeggers en van waarden van herbergen (ryokan). Als een afschaduwing daarvan zien we hem in Chinese restaurants.




Voetnoot:

(3) - De naam Sveta-ketu (spreek: sveetakeetoe) kennen we nog het best uit de vedische traditie, en met name uit de Chandógya Upanishad (spreek: Dzjandóógja oepanisjaad) waarin vader Uddàlaka zijn zoon Sveta-ketu onderwijst over Brahman, en hem de gedenkwaardige woorden toevoegt: tat tvam asi, Dat zijt Gij (met de nadruk op 'Dat', en niet op 'Gij')








Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme