Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






JAPAN - uitingen van esoterie


Klik naar de volgende bijdragen:







Shoso-In is de tentoonstellingstempel op het terrein van de Todai-ji, de Shingon-tempel in de japanse stad Nara.
Voor de 58ste keer organiseerde het Nara National Museum, in samenwerking met de krant de Yomiuri Shimbun in augustus 2007 een tentoonstelling die was samengesteld uit artefacten uit de Shoso-In.
Deze keer werden 68 items getoond die keizerin Komyo (701-760) ten geschenke gaf aan haar echtgenoot, keizer Shomu (701-756). In oktober 2010 werd herdacht dat deze keizerin 1250 jaar geleden overleed.

Onder de tentoongestelde items bevond zich de "Kokka Chinpo Cho," een lijst van kunstvoorwerpen die in 756 werden opgedragen aan de Grote Boeddha (Vairocana) in de Todai-ji.
Een ander voorwerp is de 'Shichijo Shino Juhishoku no Kesa', een bontgekleurde zevenbaans monniks- (en nonnen-)pij — ("nothing but the best for my man", moet de keizerin gedacht hebben) —, hetgeen er volgens de tentoonstellingsinrichters op wijst dat keizer Shomu zichzelf als monnik beschouwde. Een "kesa" is ook in China de naam voor het Hybr.Sanskr., resp. Pāli kasāya, het kledingstuk dat los om de schouders wordt geslagen.

Het zijn voorwerpen als deze die insiders enig inzicht geven in de soort van wijding die in het achtste eeuwse Japan gebruikelijk waren, en die evenals de Dharma-opvattingen gebaseerd waren op chinees voorbeeld. Een zevenbaanspij geeft aan dat er een vorm van formele bhikshu/bhikshuni-wijding was. De lager gewijdden droegen hooguit een vijfbaanspij.
Opmerkelijkis dat de 'bodhisattva-pij', die, althans naar gevoel, zij het niet de facto, een rang hoger ligt dan die van bhikshu/bhiksuni een twaalfbaans-pij is, terwijl de voor grote ceremoniën gedragen pij voor een hooggeplaatste, zoals het hoofd van een gemeenschap, vierentwintig banen heeft. Het lijkt er op dat het Japan van keizer Shomu niet verder is gekomen dan de rang van de zevenbaans-pij.

In later jaren zou een groot deel van de japanse boeddhistische professionals de orthodoxe wijding volledig afzweren en zich houden aan de regels uit de Brahma's Net Soetra (noot 3), met daarbij behorend het afleggen van de traditionele bovengenoemde kasāya/kesa).




januari 2014
Op het terrein van de Moerou-dji in Nara een een monumentje waarvan de stenen zo zijn gehouwen dat ze, met een paar wijzigingen vanwege de stabiliteit, het centrale deel van het nationale embleem van Mongolië verbeelden.
Er wordt gezegd dat het monumentje dertiende-eeuws is, maar gezien de vorm en samenstelling moeten we daar waarschijnlijk toch een viertal eeuwen bij optellen. En in die zeventiende eeuw is er contact geweest tussen het Japanse shingon en het Mantsjoe-Mongoolse boeddhisme, al was het maar dankzij import van hout voor de bouw van een tempel. In die tijd werd in Mongolië door de monnik Zanabazár een nieuw alfabet ontwikkeld. In 1698, zegt de informatie, veranderde de praktijkinhoud van de Murou-ji van zen (en/of Reine Land) naar shingon. De Japanse esoterie heeft zijn praktijk en leerstellingen van de toenmalige Mongools-Mantsjoe handelspartner.







Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme