samathá, rust en kalmte


Het Sanskriet en het Pāli zijn het ogenschijnlijk eens wanneer het woord samatā voorbij komt. Maar dit is schijn. Het Sanskriet van de vedische tradities, die uitmondden in het hedendaagse hinduïsme, geeft samatā voor een deel weliswaar dezelfde betekenis als het boeddhisme — gelijkheid, hetzelfde — maar haalt die term uit de (vedische/hindu) Bhagavad Gīta (2:14-15; gīta = zang) waar de identiteit van de godheid (de bhagavát) en de mens als ideaal wordt voorgesteld: God is alles, ook de mens; de mens is alles, ook God. Er is samatā.
Boeddhisme heeft geen leerstuk waarin een opperste wezen, ook het Ene genoemd, wordt gepostuleerd. Bovendien zegt het vroege boeddhisme(*) dat het bestaande zodanig in flux verkeert dat er geen sprake kan zijn van een gelijkheid, van een hetzelfde zijn van 't een en 't ander; 't is al weg voordat je er een naam aan gegeven hebt.
Het mahāyāna voegt daar aan toe dat, als we het dan toch over eenheid willen hebben, we het sunyā(**) zijn van alles en allen voor ogen moeten houden, en sunyā is in die gevallen dan de aanzet tot bewustzijn, dat wat nog geen naam kan hebben omdat het nog niets is.

[[(*) Anguttara Nikāya iii,375 sq.; Vinaya i.183; Milinda Pánha 351, Snip 732.
(**) Avatámsaka soetra bk.9.]]

Samathā, dat hierboven een beetje "tongue in cheek" met "dutten" werd gegeven, komt in een aantal teksten van het vroege boeddhisme voor, de Pāli-teksten. Er is niet zoiets als een leerrede die helemaal op het thema centreert, daarvoor is het te klein, hoort het te zeer bij de aanvankelijke oefening.

Wisdom Library verwijst naar een aantal bronnen in de Pāli-canon. Het oudste fragment is dat waarschijnlijk uit de Sutta (spreek: soetta) Nipāta, de [PTS] Dvayatānupassaná sutta (regel 732), een rede over het ontstaan en ophouden van dukkha (spreek: doekka) leed, ongemak):
"Etam ādīnavam ñatvā 'dukkham samkkhārapaccayā' sabbasamkhārasamathā saññāya uparodhanā ....":
Door het volkomen kalmeren van de impulsen en het tot staan brengen van de aaneenschakeling van ondervindingen, verdwijnt dukkha (leed, ongemak).

Blijven we onthouden dat in het vroege boeddhisme het thema dukkha erg groot is, en dat het daaropvolgende Grote Voertuig (mahāyāna) vervolgens heeft besloten daar meer oplossingen voor te bieden dan alleen het doorzien van leed en ongemak.

Met betrekking tot samathā: er wordt niet gezegd dat dit het dan is, maar zodra we niet meer lijden onder het leed dat we vrezen, om een oud-Hollands gezegd aan te halen, ontstaat er in de geest ruimte waarin op basis van inzicht en ervaringen wijsheid kan ontstaan, en zodra er wijsheid is, kan er bevrijding, verlichting komen. En wijsheid is dan niet de gewone wijsheid waarin we de "oude Grieken" kunnen citeren, of weten dat een gebroken been ook wel weer geneest; we hebben het hier over het volkomen doorzien van al het levende en hoe en waarom het ronddartelt.






Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme