Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






DEEL 2
OP EN ROND DE ZIJDEROUTE




De zondag is wereldwijd de dag dat media een beetje dieper ingaan op het nieuws van de dag. Zo meldde The News International, een krant uit Pakistan, hoe professor Fidaullah Sehrai, voormalig directeur van het Peshawar Museum en voormalig voorzitter van de Pakistaanse universitaire afdelingen voor archeologie en schone kunsten, op 25 september 2005 een voordracht had gegeven ten overstaan van een groep Japanse bezoekers.
Hij legde er de nadruk op dat de boeddhistische kunstuitingen uit het antieke Gandhāra voor een groot deel tot stand waren gekomen in de vallei van Peshawar. En hij voegde er aan toe dat "deze school van Gandhāra-beeldhouwwerk de kunstuitingen van Tibet, Ceylon (Sri Lanka), Birma, Siam (Thailand) en Java had beïnvloed, en ook doordrong tot heel Centraal Azië, China, Korea en Japan." Hij vertelde zijn gehoor dat de Gandhāra-kunst een hybride kunstvorm is geweest, een kunst die elementen uit Griekenland, het Romeinse, het Chinese, het Perzische (Iraanse) en het Indiase Rijk had samengevoegd. Bovendien meende hij dat de vorm van mahāyāna-boeddhisme die het eerst in Japan aankwam, in de streek van Peshawar gestalte had gekregen. (Hij doelde waarschijnlijk op de Sukhāvati- en Amitāyur-dhyana-Soetras, de Grote en Kleine Reine Land-soetras.)
De teloorgang van de Gandhāra-boeddhistische kunst, zei hij, was het resultaat van een aantal invloeden: de invasie door de Huna (Hunnen), het na de dood van keizer Kánishka I wegvallen van fondsen, een stagneren van de handelstroom over de Zijderoute, en de introductie van stucwerk, hetgeen het werken met schist verdrong.


Naar aanleiding van een artikel in Humanities Magazine, november/december 2004.

Degenen die nu aan de universiteit van Washington bezig zijn met het vertalen van de Kharosthi-rollen hebben vastgesteld dat, waar er voorheen slechts een enkele tekst in het Kharosthi, in de Gandhāra-streek gevonden was, en nu een paar fragmenten meer, boeddhisme wel geen vaste voet gehad zal hebben in die regio.
Het antieke Gandhāra ligt op en rond de grens van Afghanistan en Pakistan en sluit de huidige Punjab in. De Washington-groep gaat ervan uit dat Gandhāra een regio is geweest waar chinese monniken doorheen trokken op weg naar India, en niet een streek waar boeddhisme gevestigd was met veel kloosters, monialen, manuscripten en lokale interpretatie van de Boeddha-Dharma. De Mahāvamsa, een geschiedschrijving die tot de canon van het vroege boeddhisme op Sri Lanka wordt gerekend, zegt over het vestigen van boeddhisme in de Kashmir-Gandhāra regio het volgende: "Welnu, aan het eind van het derde concilie [dat gehouden werd tijdens het bewind van koning Asoka, in de derde eeuw voor WJ] zond de ouderling Tissa, zoon van de vrouw Moggali de ouderling Madjhántika naar het land van Kashmir-Gandhāra zeggende: 'Ga naar dat land en vestig daar de Dharma'. En het land van Kashmir-Gandhāra ligt dicht bij het Cīna-land, ..."
Een paar feiten en overwegingen:

De 7e-eeuwse monnik-pelgrim Xuanzang meldt met enig verdriet dat rond zijn bezoek de Gandhāra-regio bijna geen boeddhisten meer kende, maar dat hij ruïnes heeft gezien van rond de 2500 kloosters waar ooit zo'n 30.000 monniken leefden.
Er is van slechts een handvol Chinese monniken bekend dat ze doorheen de Gandhāra-regio naar India trokken op zoek naar boeddhistische geschriften, niet genoeg om 2500 kloosters te bouwen.
Alle bronnen melden dat zowel de Lotus soetra als de Reine-Land-geschriften voor het eerst verering kregen in de Gandhāra-streek, hoewel niemand zomaar beweert dat ze daar geschreven zijn.

Āsanga en Vasubandhu
Verder is bekend dat de broers Āsanga en Vasubandhu (vijfde eeuw) in de Gandhāra-streek waren geboren, om later in India grote bekendheid te krijgen. Vasubandhu is de auteur van een omvangrijk (onafgemaakt) werk over de Abidharma (de verhandelingen over mentaliteit en materialiteit), en werd later de belangrijkste verdediger van zijn broer Āsanga's gedachtegoed dat nu aangeduid wordt met de Enkel-Bewustzijn-stroming (Yoga-cāra).

Lokòttaravāda en Mahāsanghika
Xuanzang meldt dat in de hele regio de Mahā-sánghika, de Grote Gemeenschap, niet meer dan 3 kloosters had, met "enkele tientallen monniken."
De meest omvangrijke traditie in Gandhāra moet echter de Lokòttara-vāda zijn geweest, de Weg van het Bovenwereldse. Deze richting had een of meer kloosters nabij Bamiyan, evenals de Mahāsanghika. Daar beide stromingen het ongelimiteerd zijn van Boeddha predikten, een opvatting die we ook vinden in de Avatámsaka soetra (die in de 2e eeuw WJ voor het eerst aan het licht kwam in Khotan aan de Zijderoute), en die in feite een hoofdkenmerk is van het mahāyāna-boeddhisme, is het niet zo verwonderlijk dat de boeddhabeelden (6e eeuw zegt recent onderzoek) die in de Bamiyan-vlakte werden uitgehouden zo enorm van formaat waren.

Wanneer we kijken naar de paar stellingen die van de Lokòttaravādin en de Mahāsanghikas bewaard zijn gebleven, dan zien we ook duidelijk dat deze zowel het denken van Āsanga hebben beïnvloed, als dat ze overeenkomsten vertonen met de belangrijkste boodschap uit zowel de Lotus soetra als de Amitābha-canon. De stellingen van de Lokòttaravāda zijn iets meer uitgesproken dan die van de Mahāsanghika. Soms blijken ze identiek te zijn, soms zwijgt de een waar de ander een uitspraak doet. De Lokòttaravāda stelde onderandere:
— Dat het resultaat (phala) van de Weg (marga) is: de tweevoudige ledigheid (sunyatā), d.w.z. de ledigheid van het wezen, en de ledigheid der dharmas (fenomenen).
— De Weg is de kennis die de mens in staat stelt de twee ledigheden te begrijpen.
— De Boeddhas zijn bovenwerelds (lokòttara). Deze mening wordt gedeeld met de Mahāsanghika
— Met een enkel geluid (sabda) tonen de Boeddhas de Dharmadhātu (sfeer waarin de Dharma zijn werking heeft). Ook deze mening wordt gedeeld met de Mahāsanghika.
— Wat de Boeddhas uiten is voorbij het gewone denken. De Mahāsanghika heeft een soortgelijke stelling en zegt dat wat de Bhagavat (de Boeddha) zegt niet overeenkomt met het gewone denken (yath-artha).
— Het Boeddhalichaam (rúpa-kaya) is ongelimiteerd (anànta). Ook deze mening wordt gedeeld met de Mahāsanghika.
— Hun leven is ongelimiteerd.
— Hun vermogen (pra-bháva) is ongelimiteerd. Ook zo bij de Mahāsanghika.
— Bovendien zijn de bodhisattvas voorbij gewild, actief denken (citta - spreek: tsjieta), voorbij lustgevoelens (kama), voorbij kwade wil (vya-pāda), en voorbij gewelddadigheid (vi-himsa).
— De bodhisattvas vinden eigener wil wedergeboorte in de lagere regionen (dúrgati) om daar de wezens (sattva) naar perfectie (d.w.z. naar bevrijding) te brengen.

Had de Lokòttara-stroming nog bestaan, dan zou ze nu waarschijnlijk zijn ingedeeld bij de/het mahāyāna, het Grote Voertuig. Een criterium voor zo'n indeling zou zijn geweest of hier het immanente boeddhaschap van alle wezens zou zijn gepredikt. Daar er maar zo weinig bekend is gebleven over deze Weg van het Bovenwereldse, kan daarover echter geen uitspraak worden gedaan.
We weten nu dat schriftelijke overlevering uit die streek schaars maar aanwezig is, dat manuscripten werden opgetekend op berkenbast, en dat het nog een wonder is dat een handvol van deze "tekstdragers" het tot onze tijd hebben uitgehouden. Dat in 2500 kloosters doorheen heel de Gandhāra-streek geen enkele Dharma op schrift werd gesteld, is in het licht van de wijze waarop we de Dharma overdragen eenvoudigweg onjuist.








Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme